KU-148 (29 september 1922)
Koudekerke (Zld.)
boerderij van J. Reijnierse
1:400
Een aantekening op het veldwerk laat zien dat het verkrijgen van deze opmeting Uilkema de nodige moeite had gekost: ‘..Gereden van 's Heer Arendskerke naar Middelburg in een hevige donderbui, met hagelslag, felle tegenwind en ijzige koude, 29 september 4 uur namiddags. Van Middelburg tot Koudekerke goed weer..’. Wat hij hier bij aankomst aantrof moet echter veel hebben goedgemaakt, want in deze boerderij, die hij op ca. 1750 dateerde, ontdekte hij een interessante stalinrichting, die hem in bepaalde opzichten sterk deed denken aan de Friese situatie. Het vee stond hier met de koppen naar de scheidingswand tussen stal en tasruimte, twee aan twee tussen schotten opgesteld. Op het veldwerk staat in de plattegrond genoteerd: ‘..koestal: “bocht”; steeds twee op een bocht - Friesche stal. Voor twee oude koeien is de bocht 1.80 cM., voor jongvee 1.60..’. In de correspondentie over het onderzoek kwam deze vondst verscheidene malen aan de orde waar het ging om het al dan niet Friese karakter van de Zeeuwse boerderij. Uilkema schreef hierover onder meer: ‘..Ik vond in Zeeland - op Walcheren - de Friesche stal. Al de oude stallen zijn daar zoo geweest. Friesch in den zin van Terschelling, dus wat ik noemde: omgekeerd-Friesch..’ en: ‘..En dan die stallen, op Schouwen en Walcheren, waar zelfs de koeien precies gelijk vastgemaakt worden als in de boerderijen waar ik mijn jeugd doorbracht, en bij tweeën opgesteld..’.
Ook de boerderij als geheel vertoonde enkele bijzondere kenmerken die door Uilkema als oude elementen werden beschouwd. Zo waren woonhuis en bedrijfsgedeelte nog aaneengebouwd. De schuur had een tweebeukige opzet met slechts één dwarsdeel; het éénbeukige woonhuis had een indeling zonder centrale gang. Tenslotte stond hier ook nog een voormalige bakkeet buiten op het erf. Het voorhuis bestond uit twee woonvertrekken aan weerszijden van een middentravee, dat een vierkant portaal bevatte en een melkkelder. Zowel voor- als achterkamer hadden een stookplaats; de eerste aan de voorgevel tussen de beide ramen in, de tweede aan de brandmuur tussen woon- en bedrijfsgedeelte. De schuur had de stal in de zijbeuk; de middenbeuk diende als tasruimte of als deel. Langs de lage zijgevel aan de stalzijde bevond zich buiten op het erf een grote mestvaalt; aan de andere kant van het hoofdgebouw stond tenslotte nog een halfopen wagenschuur.