KU-133 (16 augustus 1922)
Tilligte (Ov.)
boerderij ‘Scholtenhave’ van H. Scholtenhave
Op de achterzijde van één van de foto's die Uilkema hier maakte karakteriseerde hij deze boerderij als ‘gemoderniseerd los huis’. Bij alle veranderingen was hier echter het los hoes principe, de open verbinding tussen woon- en bedrijfsgedeelte, bewaard gebleven, al zal het dagelijkse wonen zich in de praktijk misschien geleidelijk naar de beslotener ruimten van zijkamers of uitgebouwde ‘bovenkamer’ hebben verplaatst. De hoofdopzet met de stookplaats vrij in de ruimte en de immense open werkvloer bleef echter onaangetast. Dit was tevens het grootste los hoes dat door Uilkema werd gedocumenteerd
en misschien zelfs het grootste van de gehele streek: een welvarende boerderij, waarvan ook de naam al aangeeft dat het hier om een oud en aanzienlijk bezit ging. Het handhaven van het los hoes principe kan hier zeker niet in verband hebben gestaan met een lage sociale status of bescheiden wooneisen! Toch was hier in de loop der tijd veel vernieuwd en verbeterd zonder dat men daarbij echter iets wezenlijks aan de aard van het huis had veranderd. Het oude bouwprincipe was hier inmiddels grotendeels in nieuwe materialen uitgedrukt: het gehele gebouw had baksteenmuren, er waren veel en grote ramen, de slaapkamers in de zijbeuken (zonder bedsteden) hadden stenen wanden. Zelfs de traditionele open stookplaats was voorzien van modern gemak: een ijzeren ‘wendezule’ (draaiboom) waaraan de haal met de ketel via een tandwiel op en neer kon worden bewogen, terwijl de rook door een schoorsteen werd afgevoerd. In de buurt van de stookplaats bevond zich aan één van de wanden een enorme klaptafel, waaraan met het personeel werd gegeten. Uilkema noteerde hierover: ‘
..hier is loodrecht tegen de muur de “middagtafel” bevestigd. Deze geeft plaats voor 11 man en wordt bij het eten neergeklapt - draait dus met het eene eind aan de muur..’. De ‘bovenkamer’ was in 1807 aangebouwd (een gevelsteen met die datum en de namen van de stichters bevond zich in een muur van deze uitbouw); het ‘huis’ zelf was vernieuwd in 1883 en gemoderniseerd in 1920. Eén van de laatste veranderingen had bestaan uit het laten vervallen van de voormalige ‘melkkamer’ - alle melk ging voortaan naar de fabriek. De stal in het hoofdgebouw was een moderne grupstal, waaruit de mest via mestluiken rechtstreeks in de aangebouwde vaaltstal (potstal tevens mestbewaarplaats) kon worden geschept. Vermoedelijk stond het melkvee daarbij (om redenen van hygiëne en gemak) in de grupstal
en het jongvee in de potstal. Deze bijschuur, die in vorm en omvang identiek was aan het achterhuis van het hoofdgebouw, was ten tijde van de opmeting nog maar twee jaar oud. Aansluitend lagen onder een afzonderlijk, lager dak de varkenshokken, die waren voorzien van moderne betonnen muurtjes en troggen. In dezelfde ruimte bevond zich ook de kookpot voor het varkensvoer. Behalve dit vrij nieuwe en moderne hoofdgebouw met zijn bijschuren stonden op het erf ook nog een paar oudere en veel primitievere bijgebouwen, waaraan door Uilkema zeer veel aandacht werd besteed. Deze gebouwen, twee dwarsdeelschuren en een bakhuis, vertoonden een vakwerkconstructie met een muurvulling van baksteen, hout, stro, of beleemd vlechtwerk. Zowel op het veldwerk als op de achterzijde van de foto's staan aantekeningen over de hier toegepaste constructies en bouwmaterialen. Zo wordt over de in opzet één beukige dwarsdeelschuren onder meer vermeld: ‘
..houten wand met grondmuur.. (...) ..deze zijde is nog geheel leemen wand; onder grondholt op dikke steenen. Op deze steenen staan ook de posten, daartusschen twee reëen die horizontaal loopen.. (...) ..deze posten op vierkante behakte steenklompen, dus geen keien, ook geen gemetselde klippen.. (...) ..leemtûn aan de achterzijde van de schop, voor de grondmuur is Bentheimse steen gebruikt, was vroeger hout.. (...) ..houten wand met reëen die horizontaal liggen. Van de tweede ree tot de plaat bestaat de wand uit stroo, van grondholt tot eerste ree uit planken, van eerste ree tot tweede ree uit planken.. (...) ..langs de sporen aan de binnenzijde “zweepen”, deze loopen schuin langs de sporen omhoog vanaf de plaat tot nok en beslaan een lengte van 8 m in de richting van de schuur. Sporen in elkaar gekeept, twee pennen erdoor, geen nokspar, hanebalk met twee houten pinnen..’, etc.