KU-132 (3 augustus 1922)
Best (N.-Br.)
boerderij van F.v.d. Zande
1:400
Deze Brabantse langgevelboerderij vertoonde eèn combinatie van oude en nieuwe elementen. Aan de hoge zijmuren, de schaarspanten en de constructie met in de muren opgelegde balken was te zien dat het hier om een vrij recente, 19e-eeuwse boerderij ging. Toch was de diepe potstal nog op de oude wijze in gebruik en stookte men onder de schouw in het woonhuis nog een open vuur. Over die stookplaats noteerde Uilkema: ‘..open haardvuur - in het oden haardvuur staat een vuurijzer, daarop hangt de pot aan een “haal”..’. Een schetsje laat zien dat het hier om een zogenaamde zaaghaal ging, die door middel van een langs de zaagtanden glijdende haak in hoogte verstelbaar was. Overigens had het woongedeelte van de boerderij een vrij moderne opzet. Achter elkaar lagen hier twee grote vertrekken: een zitkamer en de dagelijkse woonruimte, ‘de heerd’. Naast deze kamers bevonden zich twee smallere ruimten, waarin een kleine melkkelder (met opkamertje) en de spoelruimte of ‘geut’ waren ondergebracht. De verbinding met het achterhuis liep via de geut, die dus ook als portaal fungeerde. Achter de brandmuur lag de traditionele voorstal, die in dit geval vrij smal was, met aangrenzend de grote, diepe potstal. Een trap, met treden van dikke balken, leidde van de voergang in de potstal. Daar tegenover gaf een deur in de achtermuur van de stal toegang tot de hierachter gelegen dwarsdeel. Zowel deel als potstal waren voorzien van brede dubbele deuren. De potstaldeuren waren echter lager dan de deeldeuren, omdat een mestkar minder doorrijhoogte nodig had dan een volgeladen oogstwagen. Achter de deel en slechts door een laag muurtje daarvan gescheiden (zie doorsnede), lag tenslotte het tasvak, waarin de oogst - in dit geval rogge - vanaf de grond werd opgestapeld. Aan één kant van de tasruimte was een plaatsje ingeruimd voor de dorsmachine. In opzet zal hier echter met de hand (ofwel met de
dorsvlegel) zijn gedorst; de deel was voorzien van een lemen vloer, wat meestal verband hield met het dorswerk. Aan de achterzijde van het hoofdgebouw was aan de lange gevel langs het tasvak een afdak aangebouwd waarin brandhout en stro werd bewaard. Op het erf stonden tenslotte nog twee bijgebouwen; een bakhuis met aangebouwde paardestal en een varkenshok annex bergplaats.