KU-130 (12 augustus 1922)
Ter Wisch (Gr.)
boerderij van B. Alveringh
1:400
De eerste Groningse opmetingen die Uilkema maakte waren alle afkomstig uit het oostelijk deel van de provincie, uit Westerwolde. Daar vond hij een boerderijtype met woning en bedrijfsgedeelte onder één dak. De grote, zeer brede schuur had een merkwaardige, vijfbeukige opzet met een deel aan beide zijden van de middenbeuk. Zijn vijfbeukige indeling kreeg het gebouw door de aanwezigheid van een langsconstructie (ook wel gordinggebint genoemd) halverwege de zeer brede zijbeuken. De plattegrond geeft een goed beeld van de indeling van dit boerderijtype. Het grootste gedeelte van de middenbeuk was in gebruik als tasruimte. Drie van de vier tasvakken dienden voor de berging van graan en slechts één voor hooi, wat aangeeft dat het moet zijn gegaan om een gemengd- of akkerbouwbedrijf. Aan weerszijden van deze tasruimte liep een open werkvloer of (zijlangs)deel, waaraan de stalruimten lagen. Achter in de schuur bevond zich de paardestal, de hokken langs de zijgevel waren voor varkens. De koestal, een ondiepe potstal, besloeg het grootste deel van de andere zijbeuk. Deze stal was met de bijbehorende smalle voergang geheel door schotten afgescheiden van de rest van de ruimte. Dit had vooral te maken met de temperatuurbeheersing; door de grote omvang van de schuur zou de stal anders te koud zijn geweest. De beide werkvloeren werden volgens Uilkema respectievelijk ‘lutke deel’ (kleine deel) en ‘groote deel’ genoemd. De grote deel liep van voor naar achter door het gebouw heen en had inrijdeuren aan beide uiteinden. Door de aanwezigheid van deze doorgaande deel kon de woning slechts een gedeelte van de voorgevel beslaan, zoals ook op de foto te zien is. De grote kamer achter het midden van de voorgevel diende als woonkeuken. Hier bevond zich ook de stookplaats, die tussen twee ramen aan de voorgevel lag; aan de overliggende wand vond men de bedsteden. De andere vertrekken dienden als melkkelder en karnhuis of
spoelkeuken. De woonhuiszolder zal vooral als bergruimte gebruikt zijn geweest. De boerderij dateerde uit 1894 en aan een echte graanzolder zal in deze tijd al geen behoefte meer zijn geweest. Dit boerderijtype bestond hier in Westerwolde ondanks zijn ruime verspreiding nog niet erg lang. Uilkema noteerde dat deze vorm plaatselijk bekend stond als ‘Friesche schuur’. De oudere boerderijen uit deze streek hadden een geheel andere opzet, zoals ter sprake zal komen bij de volgende opmeting, KU-131.