KU-129 (8 augustus 1922)
Nieuwe Wetering (Ov.)
boerderij van W. Pelleboer
1:400
Bij deze boerderij trof Uilkema een merkwaardige mengeling aan van oude en nieuwe kenmerken. De boerderij, die uit 1867 dateerde, lag op een sterk verhoogde plek in het landschap; het betrof hier dus wellicht een zeer oude bewoningsplaats. Ondanks dat het hier geen bijzonder oude boerderij betrof, had het voorhuis nog een eenvoudige driedeling zonder gang; de voordeur gaf rechtstreeks toegang tot de voornaamste woonruimte. De stal was van het ‘moderne’ grupstaltype (zij het met een zeer sterke profilering - zie doorsnede). De werkvloer tussen woning en stal was echter nog maar gedeeltelijk afgescheiden van de stalruimte. Aan de brandmuur lag aan de woningkant een haard met fornuis of kachel, terwijl aan de bedrijfskant nog een open vuur brandde. Ook de verstening van de wanden had hier nog maar gedeeltelijk plaats gevonden. De linker zijmuur, waarin zich mestluiken bevonden, was gefundeerd en geheel van steen, maar aan de andere kant zat een houten wand, waarbij (volgens aantekeningen op het veldwerk) zelfs de grondmuur nog ontbrak. Ook de vrijstaande ‘koeschuur’ had rondom houten wanden zonder grondmuur, met alleen een ‘grondplank’, maar het kalverhok daarbinnen had wel een moderne cementen vloer. De vele inconsequenties in deze boerderij hadden blijkbaar ook een verwarrende uitwerking op de onderzoeker: bij een vergelijking tussen veldwerk en lijntekening vallen diverse verschillen en onduidelijkheden op. Zo geeft op de lijntekening de plattegrond de opbouw van de zijgevels correct weer, maar laat de doorsnede hier abusievelijk twee stenen zijmuren zien. Terwijl in de dwarsdoorsnede op het veldwerk staat te lezen: ‘..geen enkele gording aanwezig..’, zijn in de lijntekening toch elementen in langsrichting aangegeven. En bij de melkkelder noteerde Uilkema dat deze 3 m diep was en bovendien nog een venster had, wat op een totale hoogte van meer dan 3,5 m zou neerkomen. Vermoedelijk moet
de notitie dan ook worden gelezen als 3 dm. Het betrof hier overigens een typische veeteeltboerderij, met een karnmolen, twee grote hooibergen en veel stalruimte. De koestand inclusief ‘werf’ (waar het voer op werd gegooid) was bestraat en lag ruim een voet hoger dan de deel. De eveneens bestrate deel zal hier alleen nog maar als voerdeel dienst hebben gedaan. (Uilkema noteerde dat deze werkvloer vroeger bestond uit: ‘..klei of leem gewalst met teer..’) De grote deeldeuren waren vervangen door een smallere toegang.