KU-116 (1922)
Gemert (N.-Br.)
boerderij van J. Graat
1:400
Deze opmeting werd niet door Uilkema zelf gemaakt, al voegde hij hieraan wel allerlei eigen aantekeningen toe. De tekening werd vervaardigd door de zoon van de boer, die blijkbaar beloofd had het opmeet- en tekenwerk te zullen uitvoeren. Uilkema liet hier daartoe een van aanwijzingen voorzien vel millimeterpapier achter, dat hem later weer werd toegezonden. Bij deze boerderij was de dorsvloer en de ruimte voor oogstberging aan het stalgedeelte verbonden. Dit was echter niet altijd het geval geweest. Uit Uilkema's aantekeningen blijkt dat hier oorspronkelijk sprake moest zijn geweest van een vrijstaande schuur. Deze boerderij zou een goed voorbeeld zijn van een hoeve waar nog ‘..in de laatste zeventig jaren..’ (dus halverwege de 19e eeuw) de oude vrijstaande schuur zou zijn afgebroken en een nieuwe was aangebouwd achter de stal. De rest van de boerderij, het woon- en stalgedeelte, lijkt inderdaad sterk op dat van de eerder in dezelfde gemeente opgemeten boerderij KU-110, die nog geen aangebouwde schuur had. Ook hier was weer sprake van een driebeukige opzet met de voordeur in de kopgevel. Aan weerszijden van de grote woonkeuken met de stookplaats bevonden zich de gebruikelijke kleinere vertrekken in de zijbeuken: een kamer (waarschijnlijk zitkamer en tevens slaapkamer), een keldertje en een spoelruimte, die ‘geut’ of ‘achterkeuken’ werd genoemd. Ook de plaats van het haardvuur en de grote schouw met het lantaarngat in de brandmuur was gelijk aan de situatie van opmeting KU-110. Alleen de directe verbinding tussen heerd en stal ontbrak; men bereikte het achterhuis via de geut, die daardoor ook als verbindingsgang dienst deed. In grote lijnen was de indeling van de stal, die ook hier nog als potstal functioneerde, vrijwel gelijk aan die van de vorige Brabantse opmeting, al was de voorstal, van waaraf het vee werd gevoerd, vrij smal en ontbrak de sopketel. Alleen de ruimte voor de varkens was uit het
hoofdgebouw verwijderd en overgebracht naar een afzonderlijk bijgebouw, de voormalige schaapskooi. De wagenschuur bevond zich aan het uiteinde van het gebouw en was aan de graanschuur aangebouwd. Op het veldwerk staat tenslotte op het erf nog de plaats van de dorsmolen aangegeven; de bijbehorende dorsmachine stond binnen, aan het einde van de dorsvloer. Op de uitwerking van de opmeting liet Uilkema deze beide elementen om onbekende reden echter weg.