KU-114 (9 november 1921)
Arriën (Ov.)
boerderij van H. Veurink
1:400
Bij deze boerderij bevond de afzonderlijke woonruimte voor de ouders zich niet in een endskamer (zoals bij de vorige opmeting te zien was), maar in een zijdelingse uitbreiding van één van de zijbeuken van het hoofdgebouw. De boerderij kreeg hierdoor een krukhuisvorm. Uilkema noteerde: ‘..Deze kamer later vergroot ten behoeve van de ouders van de vrouw, die buiten het bedrijf gingen..’. Bij deze verbouwing werd tevens de op de opmeting nog wel aangegeven, vrij in de ruimte staande gebintstijl verwijderd. Wat dit betreft geeft de tekening dus een vroegere toestand weer. De andere zijbeuk bevatte een kleine maar vrij diepe melkkelder, die door middel van een trap van zeven treden bereikbaar was vanuit de aangrenzende spoelruimte. Woon- en bedrijfsgedeelte waren hier blijkbaar al langere tijd door een brandmuur van elkaar gescheiden. Uilkema noteerde echter dat in de aan deze muur gelegen stookplaats ‘onderplaggen’ of ‘schadden’ werden gebrand, waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat hier nog een open vuur werd gestookt. Achter de brandmuur, in het bedrijfsgedeelte, bevond zich een karnmolen. De rest van de deel bleef traditioneel weer open; daar werd gedorst. Het betrof hier een volledig gemengd bedrijf. De deeldeuren lagen in de lijn van de achtergevel, wat volgens Uilkema de nieuwere bouwwijze ter plaatse was; het principe van de terugliggende onderschoer (zie KU-113) zou ouder zijn. In de zijbeuken bevonden zich de stallen; evenals bij de vorige boerderij was hier sprake van een moderne oplossing met grupstal en mestluiken. De mest kwam in dit geval via deze luiken niet in een open mestvaalt maar in een vaaltstal, een overdekte potstal waarin alle mest werd verzameld en waarin men ook vee liet lopen, in dit geval schapen. Oorspronkelijk stond hier ook het vee in het hoofdgebouw in potstallen. De modernisering van deze stal was samengegaan met de aanleg van de vaaltstal:
‘..De potstal is later (voor 8 jaar) bijgebouwd, toen de koestal een grupstal werd..’. Hoewel Uilkema alleen het hoofdgebouw op tekening zette, noteerde hij dat bij deze boerderij ook nog een schaapskooi (vermoedelijk daterend van vóór de bouw van de vaaltschuur die inmiddels als schaapskooi dienst deed), een schuur en een bakhuis stonden. In de vrijstaande schuur (die, zoals op de foto nog te zien is, van het dwarsdeeltype was) werd hooi, rogge en haver geborgen.