KU-113 (8 november 1921)
Kerspel-Goor (Ov.)
boerderij ‘Groot Herde’ van A.A. ten Heggeler
1:400
Toen Uilkema een bezoek bracht aan deze Twentse boerderij trof hij een situatie aan met gescheiden woon- en bedrijfsgedeelte. Dit bleek echter nog maar kort het geval te zijn: het betrof hier een voormalig los hoes, waar pas in 1919 een brandmuur was aangebracht. Het bewijs van de ombouw was nog aanwezig; Uilkema noteerde: ‘..Foto van het interieur toen het “los” was nog gezien..’. Het gebouw als geheel dateerde uit 1852, getuige een gevelsteen boven de onderschoer in de achtergevel. Aan de voorzijde bevond zich een uitgebouwde ‘endskamer’ met woonkamer, twee slaapkamers en een afzonderlijke voordeur, wat zelfstandige bewoning - bijvoorbeeld door de ouders - mogelijk maakte. Een portaaltje gaf toegang tot de centrale woonruimte in het hoofdgebouw. Daar bevond zich thans een schouw tegen de nieuw ingebouwde brandmuur; voorheen was dit vermoedelijk een vrij in de ruimte gelegen stookplaats geweest. De zijbeuken werden ingenomen door een groot aantal slaapruimten en een kleine melkkamer waar de melk werd gekoeld. De spoelruimte lag op de grens tussen voor- en achterhuis en was vanuit beide ruimten toegankelijk. In het bedrijfsgedeelte trof Uilkema de traditionele hallehuisindeling aan, met brede open middendeel en stallen in de zijbeuken. Ook hier had echter een modernisering plaatsgevonden; de koestal had een grup en mestluiken waardoor de mest rechtstreeks in de open mestbak buiten langs de stal kon worden geschept. De stal bood plaats aan zestien koeien en had een doorlopende drinkgoot. In de andere zijbeuk vond men paardestallen en een varkenshok. Tussen zij- en middenbeuk bevond zich aan deze kant een muurtje van 60 cm hoogte met daarop de voerbak (zie doorsnede). Boven de zijbeuken werd hooi en stro voor het vee werd bewaard; op de slieten boven de deel kwam de ongedorste rogge.
Op het erf bevonden zich verder nog een paar bijgebouwen: een schuur, een vierroedenberg, een tweeroedenberg en een bakhuisje. De vierroedenberg had een verhoogde tasvloer en was aan de onderkant afgetimmerd. Deze ruimte diende als wagenberging; daarboven werd rogge bewaard. In de tweeroedenberg bewaarde men vooral haver. De schuur (met houten wanden op een lage grondmuur) deed dienst als bergplaats voor aardappels, brandstof, en vooral voor hooi en bevatte ook nog twee varkenshokken. Voor de boerderij lag tenslotte nog het bakhuis, de ‘bakspieker’, ook weer met ruimte voor varkens. De oven was hieruit in 1921 echter al verdwenen.