KU-112 (8 november 1921)
Hummelo (Gld.)
boerderij ‘De Hofstede’ van J. Oosterink
1:400
De enige foto die Uilkema van dit omvangrijke boerderijcomplex maakte toont de tweeroedenberg met aangebouwd schuurtje. Van de overige gebouwen: de boerderij zelf, de schuur, de ‘bergschop’, de vijf- en de éénroedeberg is alleen de tekening bewaard gebleven. Het volgens Uilkema uit circa 1830 daterende hoofdgebouw had een woongedeelte met de gebruikelijke hallehuisindeling: woonkamer en gang in de middenbeuk en slaapruimten boven een keldertje in een zijbeuk. De andere zijbeuk bevatte de zogenaamde ‘achterkeuken’ met een stookplaats aan de scheidingsmuur tussen zij- en middenbeuk. De zolder boven de woonvertrekken diende als opslagruimte voor gedorst graan. Enkele van de woonfuncties, de spoelruimte en de slaapkamer voor de knecht, waren hier in de loop der tijd in het achterhuis uitgebouwd. In het bedrijfsgedeelte lag verder een vlakke, bestrate koestal zonder grup in één van de zijbeuken. Aan de andere kant van de open middendeel bevonden zich varkensstallen en een paardestal. Op de dwarsdoorsnede is te zien dat de draagconstructie werd gevormd door een viertal tussenbalkgebinten,
1:400
met daarop dekbalkjukken. Opmerkelijk is dat Uilkema op het veldwerk geen nokgording aangaf, maar deze wel op de lijntekening zette.
Naast de boerderij stond een schuur met middenlangsdeel en aanvullende stalruimte, met een afzonderlijke jongveestal aan een van de kopgevels aangebouwd. Aan de gefotografeerde tweeroedenberg (uiterst links op de lijntekening) was een wagenschuurtje aangebouwd en ook de kapberg zelf was aan de onderzijde dicht gemaakt; onder de tasvloer werden jonge paarden gestald. Daarboven bewaarde men ongedorste haver, net als in de vijfroedenberg aan de andere kant van het hoofdgebouw. Ook de (in de Achterhoek veel voorkomende) ronde éénroedeberg diende voor de graanoogst; hier lag de tasvloer echter veel lager, slechts een halve meter boven de grond, juist voldoende om muizen en ander ongedierte weg te houden. Beide kapbergen dienden feitelijk als uitbreiding van de zolderruimte in het achterhuis, waar het grootste deel van de oogst werd geborgen. Volgens een aantekening in Uilkema's notitieboekje was het gebruik van open kapbergen in de Achterhoek de oude wijze van oogstopslag; pas vanaf het begin van deze eeuw zou men er toe zijn overgegaan gesloten graanschuren te bouwen, waarin de oogst vanaf de grond werd opgestapeld.