KU-109 (2 november 1921)
Groot-Ammers (Z.-H.)
boerderij van J. Verdugt
1:400
Deze boerderij werd door Uilkema beschouwd als het voorstadium van opmeting KU-107. Hier was wel al een hooischuur achter het hoofdgebouw aangebouwd, maar de beide afdelingen waren nog volledig gescheiden en duidelijk herkenbaar doordat het oude gedeelte driebeukig was en het nieuwe tweebeukig. Uilkema beschreef dit als volgt: ‘..De samenstellende deelen van deze boerenwoning zijn “huis” en “schuur”, ze zijn gescheiden door een schot tot den gebintbalk. De scheiding tusschen voor- en achterhuis wordt gevormd door den tot den balk opgetrokken “brandmuur”. Hoewel de balken van het hoofdgebouw even hoog liggen als die der schuur, is toch de laatste gemakkelijk als een afzonderlijk geheel te herkennen. Haar dak is hooger en haar gebinten zijn wijder; de houten wand aan den voorkant bezit de hoogte der stijlen, waartegen hij trouwens bevestigd is..’. Het woongedeelte bestond uit een middenkamer met diepe schouw en enkele kleinere slaap- en werkruimten in de zijbeuken. De voordeur kwam rechtstreeks uit in de woonruimte. Achter de brandmuur lag het oude bedrijfsgedeelte met de stal in de zijbeuk. Op de plattegrond is te zien hoe de stal van breed naar smal verliep, al naar de ruimtebehoefte van het te stallen vee, van volwassen dieren tot jongvee. Het achterste, later aangebouwde gedeelte bevatte een dwarsdeel, een paardestal en een ruimte voor hooiopslag. Het hooi werd hier opgestapeld op een zolder met een bijzondere constructie: ‘..b-b-b-b zijn hulpstijlen, daaroverheen ligt een balk c-c, waarop de kolders rusten. Deze kolders zijn bedekt met een rietwerk, dat als zoldering de zg. hooitil vormt. Deze til van gevlochten rietwerk is even sterk en vlak als een planken zolder..’. De in deze streek veel voorkomende vluchtstal ontbrak: ‘..Geen waterzolder is aanwezig in deze hoeve waarmee we thans kennis maken. Dit huis ligt in het noordelijk
deel der Alblasserwaard, waar overigens door de nabijheid van den Lekdijk het gevaar minder groot is..’. Uilkema noteerde verder nog over deze boerderij, die hij om niet nader genoemde redenen op halverwege de 17e eeuw dateerde: ‘..Het achterhuis dat voor 40 jaren geplaveid werd, bezat bovendien een “aerde-deel”. Achter de groep bevindt zich een voorheen niet bestaand smal gangpad, dat “boes” wordt genoemd. Ook de schoorsteen dateert uit den pas genoemden tijd. Een kaaskamer is niet aanwezig; de kaas wordt des zomers op stellingen in den koestal bewaard. Ter wering van katten wordt dan langs stijlen en knieboom een hek geplaatst, zoodat de stal volkomen afgesloten is..’.