KU-104 (27 oktober 1921)
Schipluiden (Z.-H.)
boerderij van S. van der Kooij
1:400
In zijn concepttekst over de Zuidhollandse ontwikkeling werd deze boerderij (die nog uit 1768 zou stammen) door Uilkema aangehaald als voorbeeld van een in oorsprong gemengd bedrijf waar men geleidelijk geheel was overgegaan op veeteelt. De bedrijfsruimten waren aan de nieuwe functie aangepast, maar de oude indeling was nog wel herkenbaar gebleven. Zo was de oude dorsvloer, die zich oorspronkelijk tussen de woning en de stal bevond, nog in de plattegrond terug te vinden, ook al was deze ruimte inmiddels door de inbouw van een woonkamer gehalveerd.
Het woonhuis bestond uit twee achter elkaar gelegen kamers met daarnaast een uitgebouwde melkkelder, waarover Uilkema noteerde: ‘..melkkelder 1,5 M. onder 't maaiveld, daarop opkamer, met zolder. Deze zolder hooger dan die over de kamer. (...) Keldervensters met tralies en dubbele luiken - precies als in Friesland. Bovendien aan de buitenkant nog afneembare blinden..’. De beide voorkamers waren slechts gescheiden door een houten wandje; mogelijk betrof het hier in opzet één ongedeelde ruimte, wat wordt bevestigd door het feit dat beide kamers ‘voorhuis’ werden genoemd. Het voorste vertrek, waarop de voordeur uitkwam, diende als portaal; hier bevond zich ook een afgescheiden dienstbodenkamertje. Daarachter lag de winterkamer met de bedsteden voor het gezin en de stookplaats. Een gangetje verbond kelder en kamers met de in het achterhuis uitgebouwde dagelijkse woonruimte. Hierachter lag de vroeger blijkbaar in open verbinding met de stal staande ‘boenhoek’, die daarvan thans door een houten wandje was afgescheiden. Uilkema noteerde dat deze ruimte bij de oudste boerderijen geen zolder had. In de boenhoek vond een groot deel van de zuivelbereiding plaats. Hier stond de karn, die door de muur heen verbonden was met de aan de zijgevel aangebouwde karnmolen. Na het melken werd de melk eerst naar de melkkelder gedragen en daar in een waterbak gekoeld, waarna men deze daar enige tijd in ondiepe schalen liet staan tot de room boven kwam drijven. De room werd vervolgens naar de boenhoek gebracht om daar verder te worden verwerkt.
Als algemene ‘noot’ bevat het veldwerk de volgende opmerking: ‘..De typische zuidhollandsche boerderij (graslandbedrijf) heeft steeds één schuur, genoemd “de schuur”, en minstens één berg. Waar 40 à 50 koeien worden gemolken zijn twee hooibergen. Eén berg is voldoende op een boerderij van 25 à 30 koeien..’.