KU-103 (25 oktober 1921)
De Waal, Texel (N.-H.)
boerderij van P. Boon
1:400
Tijdens één van zijn documentatietochten op het eiland Texel bracht Uilkema een zeer kort bezoek aan deze stolpboerderij, waarvan hij ter herinnering een foto maakte. De hoofdlijnen van de indeling legde hij na afloop als geheugensteuntje vast in zijn notitieboek. Van een echte opmeting was bij deze boerderij dus geen sprake. Toch stelde het grove indelingsschetsje, dat was voorzien van slechts één (en dan nog vermoedelijk geschatte) maataanduiding, Uilkema later in staat van deze boerderij alsnog een lijntekening te vervaardigen. Op de schetsplattegrond staat de volgende notitie: ‘..Uit het hoofd geteekend op 25 October 1921. 't Huis in 2 minuten doorgeloopen op den dag toen ik het huis van Kersemaker (KU-50) te Molenbuurt fotografeerde..’. Later schreef hij hier (bij uitwerking van de tekening thuis? na een volgend bezoek?) nog bij: ‘..Indeeling volkomen juist. Er kan een kleine onnauwkeurigheid schuilen in de afmeetingen der standplaatsen van den paardenstal - niet in den indeeling en het aantal daarvan..’. Het betrof hier een stolp met zuiver vierkante grondvorm en de daarbij behorende, in Noord-Holland algemeen voorkomende, piramidale dakvorm. Ook de indeling van de plattegrond volgde de bij dit type gebruikelijke lijnen. De kern van de boerderij, de vierkante binnenstijlruimte, diende als tasruimte; daar rondomheen waren de overige functies gerangschikt, woonruimten, werkplaats, stal en deel. Slechts in één opzicht wijkt de indeling af van vergelijkbare voorbeelden op het Noordhollandse vasteland, namelijk in de situering van de koestanden binnen de stalruimte. Het vee was hier, net als op Wieringen en Terschelling, opgesteld met de koppen naar het tasvak in plaats van naar de buitenmuur. Alleen van de op deze eilanden gebruikelijke voederluiken in de wand tussen stal en tasruimte lijkt hier geen sprake te zijn. De plattegrond geeft
echter geen antwoord op de vraag langs welke weg men hier dan het hooi uit het tasvak naar het vee toe bracht. Opvallend is ook de in verhouding tot de beperkte bedrijfsruimte zeer royale woonafdeling. Deze kleine boerderij bevatte maar liefst drie woonkamers, waarvan één (de grootste) met stookplaats en bedsteden, een slaapkamer en een afzonderlijke keuken. Het feit dat verschillende van deze kamers slechts waren afgescheiden door houten wandjes zou er op kunnen wijzen dat deze ruimten in opzet deel uitmaakten van het bedrijfsgedeelte. Overigens doet de geringe omvang van het bedrijf vermoeden dat de landbouw hier niet het enige middel van bestaan zal hebben gevormd.