KU-97 (7 oktober 1921)
Hem (N.-H.)
boerderij van G. Bot
1:400
Hier vond Uilkema veel aanwijzingen over de veranderingen die zich in de loop der tijd in deze streek hadden voorgedaan in het woongedrag. Het gedeeltelijk uitgebouwde woonhuis van deze stolpboerderij bevatte één grote voorkamer, die ten tijde van zijn bezoek als zit-of pronkkamer dienst deed. Deze kamer zou echter in opzet geen woonfunctie hebben gehad, maar hebben dienst gedaan als opslagplaats voor gedorst graan. (Het betrof hier een gemengd bedrijf.) De ramen aan weerszijden van de voordeur zouden pas later zijn aangebracht, toen de voorkamer een woonfunctie kreeg. Opvallend (en pleitend voor Uilkema's theorie) is de afwezigheid van een stookplaats in deze ruimte. De smalle zijbeuk langs de voorkamer had de functie van slaapkamer; aan de andere kant lag de opkamer, met daaronder een melkkelder. Het midden van de boerderij, het vierkant tussen de gebintstijlen, bevatte de hooiberging, waarin hier bovendien verscheidene bedsteden en kasten waren uitgebouwd. Ook bevond zich aan één zijde een stookplaats, die uitkwam in het vertrek achter de voorkamer, dat ‘kamer’ werd genoemd en dienst deed als keuken en dagelijkse woonruimte. Daar weer achter lag de ‘zomerwoning’, eigenlijk een gedeelte van de stal dat iedere zomer met schotten van de overige stalruimte werd afgescheiden. Oorspronkelijk zou volgens Uilkema de huidige keuken hier de enige woonruimte zijn geweest. Deze ruimte zou in deze fase bovendien nog in open verbinding hebben gestaan met de stal. Men woonde hier dus in wezen altijd in de stal, met de voorkamer uitsluitend als opslagruimte voor de akkerbouwprodukten. Na het aanbrengen van een permanente afscheiding tussen keuken en stal zou men 's zomers echter toch weer in de stal zijn gaan wonen, op de ruimte aan het einde van de stalrij. Als herinnering aan deze fase bevond zich daar nog steeds een stookplaats, die zou zijn gebruikt voor het koken en voor de kaasmakerij. In deze periode zou zich
achter de huidige keuken nog een korte rij stallen hebben bevonden, tot aan de achtergevel; in de zijmuur bevond zich op deze plaats nog steeds een oud stalraampje. Later zou men deze korte stalrij hebben laten vervallen en de andere verlengd, omdat één lange stalrij veel praktischer was voor het stalwerk. De zomerstal zou toen zijn verplaatst naar de aldus vrijgekomen ruimte, die dichter bij de keuken lag. Als laatste stap zou men tenslotte van deze open zomerstal een echte zomerwoning zijn gaan maken door haar een deel van het jaar af te scheiden van de rest van de stal. Dit was het stadium dat door de opmetingstekening wordt weergegeven.