KU-94 (30 september 1921)
Hengelo (Gld.)
boerderij ‘De Nieuwe Kuiper’ van A. Wesselink
1:400
Het woongedeelte van deze boerderij, die overigens de gewone enkelvoudige hallehuisvorm vertoonde, had een aan één zijde opgelicht dak, terwijl de muur daar tevens iets naar buiten was verplaatst. Aan deze kant bevond zich een kelder, die door de uitbouw moet zijn vergroot. De ophoging van de zijmuur maakte het bovendien mogelijk de ruimte boven de kelder tot volledige opkamer uit te bouwen, zij het dat deze nog wel een gedeeltelijk schuine zoldering zal hebben gehad. Uilkema zag in deze uitbouw terecht een eerste aanzet tot de T-huisontwikkeling. Op de achterkant van de foto schreef hij tenminste: ‘..Achterhoeksche ontwikkeling van het krukhuis..’. In het voorhuis bevond zich verder een keuken met een vloer van plavuizen (‘estriken’) en bedsteden zonder deuren. De grote schouw lag aan de scheidingswand met de zijbeuk, aan de kant van de kelder. Aangezien men een kelder over het algemeen zo koel mogelijk wenste te houden was dit een uit warmtetechnisch oogpunt bezien vreemde oplossing. Het is echter niet zeker dat de kelder hier ook werkelijk als melk bewaarruimte dienst deed. In de andere zijbeuk bevond zich namelijk een waskamer met afgescheiden ‘melkkamer’, die in open verbinding stond met de gang. De benaming suggereert dat men de melk hier bewaarde, maar het veldwerk bevat over het feitelijke gebruik van deze ruimten jammer genoeg maar weinig informatie. In het bedrijfsgedeelte bevond zich in één van de zijbeuken een potstal van een halve meter diep; aan de andere zijde lagen onder meer varkenshokken, paardestal en een toilet. Op de balken boven de open deel werd graan geborgen (rogge); op de lagere zoldertjes boven de zijbeuken hooi.
Op het erf stond verder nog een (niet op de foto zichtbare) wagenschuur. Deze had volgens de aantekeningen op het veldwerk ankerbalkgebinten en wanden met een lage grondmuur (30 cm) met daarboven een opbouw met verticaal beschot. Uilkema noteerde dat zich tussen de planken van het beschot wijde kieren bevonden; deze zullen vermoedelijk bewust zijn aangebracht voor ventilatie. Tenslotte stond hier nog een vierroedenberg voor rogge en een éénroedeberg voor haver. De oogst werd bij deze boerderij dus nog voor een aanzienlijk deel buiten opgeslagen. In Uilkema's Gelderse notitieboekje staat echter een aantekening over de Achterhoek, waaruit blijkt dat men hier in het begin van deze eeuw op veel bedrijven overging tot de bouw van afzonderlijke graanschuren met grondtasruimte. Op deze boerderij lijkt van een dergelijke ontwikkeling nog geen sprake te zijn geweest.