KU-93 (29 september 1921)
Lunen (Gld.)
boerderij ‘Schoonklooster’ van Chr. Hendriks
1:400
Deze grote en vermoedelijk zeer welvarende T-huisboerderij werd gebouwd in 1873. Het voorhuis vertoonde de in deze periode moderne diepe opzet, met twee rijen vertrekken achter elkaar en een afzonderlijke slaapverdieping daarboven. Het wonen had zich bij een dergelijk groot voorhuis al sterk gedifferentieerd, met dagelijkse en ‘zondagse’ woonruimte (‘beste kamer’) en een werkkeuken (‘achterkeuken’) met grote schouw. Van de bij dit type veelvoorkomende geleidelijke inbouw van woonruimten in het achterhuis was hier door de grote capaciteit van het voorhuis geen sprake meer. In het achterhuis was de traditionele ankerbalkconstructie vervangen door een opzet met dekbalken, die waren opgelegd in de muren en ondersteund werden door standvinken. De gehele middenbeuk en één van de zijbeuken werd ingenomen door stal- en mestruimte. Hier was een tussenoplossing toegepast tussen het potstal- en grupstalprincipe, namelijk de stoepstal, waarbij de mest nog wel lange tijd in de stalruimte werd bewaard, maar de dieren zelf op een vast verhoogd gedeelte, de ‘stoep’ stonden. Het vee stond in deze stal met de koppen naar de zijbeuk, waar zich een brede zijlangsdeel bevond, die ondanks zijn grote afmetingen blijkbaar hoofdzakelijk als voergang in gebruik was. In een aanbouw buiten langs de zijgevel bevonden zich aan deze kant ook de varkenshokken en het bakhuis met oven, stookplaats en sopketel. Deze aanbouw had, zoals de foto laat zien, een afzonderlijk dakje.
Het open schuurtje links van het hoofdgebouw, met zijn merkwaardige opzet met dekbalkconstructie en minimale zijbeuken, diende als ‘karschuur’, voor de stalling van wagens en landbouwwerktuigen. De wanden bestonden uit een grondmuur van 3 dm hoog met daarboven beschot. Het grootste bijgebouw, de graanschuur met zijn doorgaande zijlangsdeel, zou volgens Uilkema belangrijke bouwsporen vertonen. Naar hij meende ging het hier om een voormalig ankerbalkgebint, waarvan de balk later aan één zijde was verlengd en veranderd in een dekbalkconstructie. Uilkema zag hierin een poging het principe van de Vlaamse schuur in de oudere dwarsdeelvorm over te nemen. Bij de doorsnede tekende hij aan: ‘..De balk x (= gedeelte over doorrit) ligt op een klamp aan de stijl. De balk x bestaat in nieuwe Vl. schuren met y uit één stuk. Bewijs dat deze schuur later Vlaamsch is gemaakt..’.