KU-85 (16 september 1921)
Kesseleik (L.)
boerderij ‘De Krekel’ van H. Winkelmolen
1:400
Meer nog dan de vorige opmeting bestond deze Noordlimburgse U-vormige hoeve uit een samenstel van losse onderdelen, die slechts aan één zijde door een muur met elkaar waren verbonden. Ook hier was weer in essentie sprake van twee evenwijdige bouwmassa's. Aan de ene kant stond de zijlangsdeelschuur met diverse aanbouwen voor paardestal, varkenshok en stroberging. Aan het uiteinde van de schuur lag de schaapsstal, die een halve meter verdiept was en als potstal fungeerde. Een open aanbouw aan de buitenzijde van deze stal deed dienst als wagenloods. De schuur zelf had een driebeukige opzet met een draagconstructie met dubbele gebintbalk: onder een ankerbalk en boven een dekbalk met fors overstek. Door de dicht opeenstaande stijlen was de middenbeuk zeer smal. Deze diende samen met de linker zijbeuk als tasruimte voor ongedorst graan. De andere, veel bredere buitenstijlruimte was in gebruik als dorsdeel. Tegenover de schuur lag het hoofdgebouw met woon- en stalruimten. De varkensstallen maakten hier onderdeel uit van de rundveestal, wat door Uilkema als een oud kenmerk werd beschouwd. De koestal had een bijzondere vorm, die als stoepstal bekend staat; het vee stond daarbij op een slechts iets verlaagd, verhard gedeelte op stro, terwijl de mest werd gedeponeerd in de veel diepere kuil daarachter. Uit de mestkuil werd de mest iedere week verwijderd en naar het schapehok gebracht. Uilkema beschouwde deze vorm als een overgangsfase tussen potstal en grupstal. Het voeren van de koeien gebeurde vanaf een smalle voedergang, waarbij het voer in speciale bakken werd gedeponeerd. Het hooi voor de koeien werd bewaard op de zolder boven de stal.
Deconstructie van het hoofdgebouw was blijkbaar vrij modern; Uilkema noteerde dat zich hier balken van muur tot muur bevonden. Desalniettemin was ook in de woonhuisindeling de oude driebeukige opzet nog goed te herkennen. De middenruimte diende als woonkeuken; aan weerszijden daarvan bevonden zich slaapkamers, een zitkamer en een portaaltje. Een opvallend element was de merkwaardige aangebouwde voorkamer, die een verdieping méér had dan de rest van het huis. De begane grond diende als pronkkamer; daarboven lagen twee slaapkamers. De bouwmassa als geheel krijgt daardoor op het eerste gezicht een ‘stenen-kamer-achtig’ effect. Het ontbreken van een onderkeldering, de flauwe dakhelling en het weinige dat er van de gevel te zien is maken het echter niet erg waarschijnlijk dat we hier met een bijzonder oude bouwmassa van doen hebben.