KU-82 (17 september 1921)
Tegelen (L.)
boerderij ‘Bakenbosch’
1:400
De Noordlimburgse gesloten hoeve waarvan deze boerderij een vertegenwoordiger is, wijkt, zoals Uilkema in de loop van zijn onderzoek zou ontdekken, op een aantal punten af van de zuidelijke vorm. Zo maakt het hier opgemeten complex, dat uit verschillende grotere en kleinere bouwmassa's was opgebouwd, al op het eerste gezicht een veel minder massieve en gesloten indruk dan de eerder besproken zuidelijke voorbeelden. Hier was in feite sprake van twee hoofdgebouwen (de zijlangsdeelschuur en een gebouw dat woonruimten, koestal en schapestal combineerde), die werden verbonden door enkele kleinere en lagere bouwdelen. In deze tussenbouwsels bevonden zich bergplaatsen voor wagens en landbouwgereedschap, varkensstallen, een paardestal met knechtenkamer en een lage poort. De omsloten binnenplaats was geheel vlak; de in Zuid-Limburg gebruikelijke verdiepte mestvaalt ontbrak. De mest werd in dit bedrijf in de koestal zelf bewaard. In deze potstal, die in Zuid-Limburg niet voorkwam en waarin de koeien met de koppen naar de dwarse voergang stonden, bleef het vee op de eigen mest staan. Uilkema noteerde dat de stal om de twee of drie maanden werd uitgemest, waarna de inhoud blijkbaar rechtstreeks naar het land werd gebracht. Een ander, zeer belangrijk verschil met de zuidelijke situatie was dat koestal en woonhuis hier een interne verbinding kenden, terwijl bij de oude Zuidlimburgse boerderijen woon- en bedrijfsruimten strikt gescheiden waren en elk uitsluitend vanaf de binnenplaats konden worden bereikt. Hoewel de constructiedoorsnede laat zien dat hier sprake is van een vrij moderne eenbeukige opzet, met de balken opgelegd in de muren, is het gebouw ook beduidend breder dan de zuidelijke voorbeelden. In het woongedeelte was daardoor ruimte voor verschillende vertrekken naast elkaar.
Alles bij elkaar bestond er ondanks de gelijkenis in grondvorm dus een aantal opvallende verschillen tussen de gesloten hoeven in het noorden en het zuiden van de provincie. De reden hiervoor moet worden gezocht in de uitgangsvorm van deze boerderijtypen. De Noordlimburgse hoeve was, zoals ook Uilkema al snel concludeerde, nauw verwant aan de oude Brabantse boerderijvormen. In het geval van de hier opgemeten boerderij ‘Bakenbosch’ was dat hoofdzakelijk nog aan de indeling van het gebouw te zien. Door de modernere constructie met in de muren opgelegde balken was het andere belangrijke kenmerk van het noordelijke type, namelijk de driebeukige opzet, hier verloren gegaan.