KU-77 (16 augustus 1921)
Hoog Buurlo (Gld.)
boerderij van H.v.d. Zande
Dit boerderijcomplex uit de noordelijke Veluwe bestond uit een hoofdgebouw, puthuis, bakhuis met varkenshokken, vijfroedenberg en vrijstaande schuur. In het hoofdgebouw diende in het voorhuis de centrale keuken met de grote schouw als dagelijkse woonruimte. In de zijbeuken
1:400
lagen aan de ene zijde een slaapkamertje met bedsteden en aan de andere zijde de kleine melkkelder met opkamer en de vanuit het bedrijfsgedeelte bereikbare spoelruimte of geut. In het achterhuis bevond zich nog een tweede slaapkamer, wat hier blijkbaar de gewoonte was (‘
..In Gelderland, op de Veluwe, is steeds een slaapplaats op de deel voor den knecht, met één of twee bedsteden..’). In de zijbeuken aan weerszijden van de open deel lagen diepe potstallen met plaats voor tien koeien en wat jongvee. Uilkema noteerde dat hier de oudste dieren ‘onderaan’ stonden, ofwel het dichtst bij de achtergevel. Over de wijze van aanbinding van het vee schreef hij: ‘
..De koeien zitten met een koptouw (hoorntouw) bevestigd. Daartoe draagt elke stalrepel een gat - 35 cM. van de zul, waardoor het hoorntouw is gestoken. Voor het touw is dan een lus gemaakt, die losgetrokken kan worden - dan glipt het touw door het gat en is de koe vrij..’.
Boven de stallen lag een zoldertje, waarop hooi en stro werd geborgen. Op de slieten boven de deel kwam alleen het ongedorste graan, rogge en boekweit. In jaren met een goede oogst kwam het niet al te grote hoofdgebouw blijkbaar goed vol te zitten: ‘..De rogge zit soms tot aan de hanebalken..’. De op de foto zichtbare, vrijstaande schuur had wanden met rondom een grondmuur van 30 cm hoogte en daarboven verticaal beschot; de draagconstructie bestond evenals die van het hoofdgebouw uit ankerbalkgebinten. Deze bijschuur diende voor stalling van wagens en landbouwwerktuigen; op de balken kwam hooi op een onderlaag van takkenbossen. Voor de berging van graan dat niet op de zolder van het hoofdgebouw paste stond er een vijfroedenberg op het erf: ‘..voor rogge of haver of boekweit. Op de grond ligt hei, daarop wordt dan het graan gestapeld. Stijlen staan 2 M. in den grond en 12 M. daarboven, gedekt met een rieten kap...’. Tenslotte ontdekte Uilkema op het erf ook nog een puthuisje, zoals hij eerder bij opmeting KU-74 was tegengekomen: een houten gebouwtje met daarin een stenen put, die hier volgens de aantekeningen op het veldwerk 45 meter diep moest zijn.