KU-76 (11 augustus 1921)
Speulde (Gld.)
boerderij van de Gebr. Davelaar
1:400
Afgaande op de hier gemaakte foto's krijgt men de indruk dat deze opmeting vooral werd gemaakt vanwege de bijgebouwen. De boerderij zelf is nergens te zien en werd ook alleen maar in plattegrond weergegeven. Toch was hier ook het hoofdgebouw in al zijn eenvoud niet oninteressant, wat blijkt uit Uilkema's bijschriften op het veldwerk. Bij het woonhuis noteerde hij bijvoorbeeld over de stookplaats: ‘..vuurgat in den haardplaat, ketel hangt nog aan den haak boven 't vuurgat..’. Ook was in de woonruimte nog een deel van de gebintconstructie bewaard gebleven. In het achterhuis bevond zich een zogenaamde hooihoek, waar een deel van één van de zijbeuken werd gebruikt als grondtasruimte voor hooi; boven de deel, op de slieten werd rogge bewaard. In een zijbeuk lag een potstal van één meter diep, met mestdeuren in de zijmuur. Bij een schetsje van de bevestigingswijze van het vee staat: ‘..op deze plaats zit een kram in het nekhout. Door de kram is dus 1 repel gestoken, vóór de repel door de kram een houtje. De repel zit in een gat van het zulhout. Op deze wijze zijn de stalrepels gemakkelijk uit te nemen..’. En over het bedrijf als geheel schreef Uilkema: ‘..De potstal wordt in de zomer om de maand uitgemest; in de winter wordt hij alleen “afgemest”, d.i.: de dunne mest wordt voortdurend er uitgehaald en in het schapehok gebracht. Het stroo blijft erin tot het voorjaar - half maart. Komt dan op het bouwland en op de aardappels (voor eigen gebruik). De rogge - tweede jaar - is de vrucht die verkocht wordt. Bovendien is de melk van het vee een bron van inkomsten..’.
De meeste aandacht ging echter uit naar de beide schaapskooien met de bijbehorende hooischuur. Het betrof hier een bijzonder schilderachtige groep gebouwen, die overigens vrij bekend was en staat afgebeeld op menige oude prentbriefkaart. De constructie was zeer eenvoudig, zonder inwendig gebint, met alleen een wandconstructie van ingegraven paaltjes waarover een muurplaat liep. Op de muurplaat rustten de daksparren; de wanden bestonden uit vlechtwerk van eiketakken met de bladeren er nog aan, of uit zoden met een aarden wal. Uilkema maakte van de wandafdichting van één van de schaapskooien een detailfoto en schreef op de achterkant: ‘..middelste gebouw oud type schaapskooi; wanden gedicht met eiketakken met loof..’. De bijbehorende hooischuur (‘..het hooi dient voor de schapen (het hooi voor de koeien onderin de berg)..’) had wanden van heide en vlechtwerk van takken met de bladeren er nog aan.