KU-75 (9 augustus 1921)
Aam (Gld.)
boerderij ‘De Muizenbraak’ van J. van Maanen
Deze T-huisboerderij werd door Uilkema beschreven als ‘
..volledig ontwikkelde boerderij in de Betuwe..’. Hij maakte hier veel aantekeningen, over zowel gebouwen als bedrijf. Het complex omvatte, zoals ook de eerder gedocumenteerde boerderijen uit deze streek, een groot aantal onderdelen: allereerst de grote T-huisboerderij met zijn zijdelings aangebouwde
bijschuur, dan een vijf- en een vierroedenberg, mestvaalt, koetshuis met varkensstal, tweede bijschuur en bakhuis. In het voorhuis van het hoofdgebouw bevonden zich een gang, twee kamers en een overwelfde kelder met opkamer. Achter de brandmuur lag een tweede kelder, voor opslag van aardappelen. Ook de spoelruimte of ‘geut’, waar de karn stond, was in het achterhuis uitgebouwd. De karn was vroeger via een lange aandrijfas door de muur heen verbonden geweest met de in de naastgelegen schuur staande karnmolen. Deze was echter ten tijde van Uilkema's bezoek al niet meer aanwezig. De stal in de zijbeuk van het hoofdgebouw was voorzien van grup en mestgang. Ook in de beide andere schuren bevonden zich stalruimten, maar deze hadden een andere vorm. Zo bevatte de vrijstaande ‘dorsschuur’ potstallen van een halve meter diep voor het jongvee en in de aangebouwde schuur bevond zich een vlakke stal. Deze laatste stal had tevens opvallend hoge voergoten: ‘
..deze voergoot heeft een voorrand van 0.60 M. hoogte, achterrand 0.50 M. De oude voergoten waren hier zeer hoog, om het overwerpen van voer te voorkomen. Thans maakt men ze vaker zeer laag, met schuine afhelling naar de deel, om het voer weer in den goot te kunnen deponeeren met den bezem..’. Over de bevestiging van het vee noteerde Uilkema: ‘
..Melkvee wordt in de Betuwe op andere wijze aan de stalrepels bevestigd dan gustvee (niet drachtige koeien, ook wel mestvee).
Gustvee krijgt een hoorntouw aan, dat aan één stalrepel bevestigd wordt, met één ring. De melkkoeien hebben een halstouw om, soms een halsketting - daaraan komt een touw aan weerszijden, deze beide touwen loopen naar de stalrepels links en rechts..’. De beide kapbergen waren voorzien van een por, die bij de vijfroedenberg van steen en bij de vierroedenberg van hout was. In beide gevallen lag de tasvloer echter
verhoogd en bevonden zich beneden stal- en mestruimten. Ook bevond zich op dit erf nog een open mestvaalt, waar de mest van de verschillende stallen werd gedeponeerd, die dan vervolgens werd aangetrapt door de paarden. Dit soort mestvaalt zou volgens Uilkema typerend zijn voor de oudere boerderijen; de nieuwe hadden een overdekte mestput.
1:400