KU-74 (5 augustus 1921)
Terlet (Gld.)
boerderij van R. van Ark
1:400
Op de heide bij Terlet documenteerde Uilkema deze boerderij met bijbehorende schuur, puthuisje, kapbergen, schaapskooi en varkenshok. De uitgestrektheid van het landschap lijkt zich hier te weerspiegelen in de erfindeling, waar alle gebouwen ver uit elkaar lagen. Het hoofdgebouw vertoonde het in deze streek gebruikelijke halletype in een zeer eenvoudige uitvoering. De ‘brandmuur’ reikte slechts tot de gebintbalk; een keldertje was uitgebouwd in het achterhuis. Op de deel, tegen de brandmuur stond een stenen sopketel met rookleiding naar de schoorsteen. Op de slieten boven de open deel werd hooi en rogge opgeslagen; de zijbeuken bevatten potstallen. Buiten op het erf stond een klein houten huisje ter bescherming van de waterput (tegen invallen van vuil of dieren). Rondom de put stonden vier stijlen, die de windas droegen waarmee het water in een ton werd omhooggehaald. De vrijstaande schuur had een opbouw met volledig houten wanden zonder grondmuur. De draagconstructie werd gevormd door trekbalkgebinten, met de stijlen op poeren (het enige stenen onderdeel in het hele gebouw). Deze schuur diende voor de berging van wagens en brandstof, in dit geval heideplaggen. Het kleine, achter het hoofdgebouw gelegen schuurtje met bergplaats annex varkenshok had een opmerkelijke constructie, die door Uilkema beschreven, maar niet getekend werd: ‘..muurpalen, geen gebinten. Op deze muurpalen ligt een draaghout, waarop de sporen rusten; in de kap alleen hanebalken. Wanden rondom van hout, geen enkele steen..’. Het aansluitende berghok was zo mogelijk nog primitiever; ook dit had alleen muurstijltjes zonder gebintbalken, maar was bovendien nog afgedicht met heide. De vierroedenberg bevatte rogge; over het gebruik van de tweeroedenberg noteerde Uilkema: ‘..Dient ter berging van hooi of boekweit of rogge die niet goed droog geoogst is - dan broeit het niet zoo als in een groote berg, omdat de tweeroedenberg smaller
is. Deze tweeroedenbergen bouwt de boer nog - de vierroedenberg den timmerman..’. De schaapskooi, het enige gebouw waarvan een doorsnede werd gemaakt, had een opbouw met een gemetselde grondmuur, die drie decimeter boven het maaiveld uitstak en één meter diep in de grond zat, tot onder het niveau van de verdiepte stalvloer. Op deze grondmuur stond een één meter hoge houten wand. De draagstructuur bestond uit kromme stutten aan de buitenzijde en een dekbalkconstructie met schuine stijlen binnen in het gebouw. Het bovenste deel van het dak was gedekt met heide, de rest had pannen en strodokken. De schaapskooi bood plaats aan ongeveer 180 schapen.