KU-65 (27 mei 1921)
Purmerland (N.-H.)
boerderij van G. Komen
1:400
Deze eenvoudige stolp met vrijwel vierkant grondvlak bestond nog voor een zeer groot deel uit hout. Alleen bij de buitenmuren was sprake van een lage stenen grondmuur; de opbouw van de wanden was geheel van hout, evenals alle binnenmuren. Ook in de stalindeling kwam vrijwel geen steen voor. Drinkgoot, koeschotten, het ‘stalhout’ onder de achterpoten van de koeien, grup en stalgang bestonden alle geheel uit hout. Uilkema dateerde deze boerderij op rond 1800 en noteerde verder dat de paardestal hier pas in 1876 werd toegevoegd. Tot dat jaar werd alles in dit waterrijke gebied nog per boot aangevoerd, waardoor men geen paard en wagen nodig had.
Het woongedeelte telde hier slechts twee vertrekken, de grote kamer met de stookplaats en de zomerwoning, die in verbinding stond met de stal. De toegang tot de kamer liep steeds ofwel via de daarnaast gelegen deel en kaaskamer of via stal en zomerwoning. De buitendeur in de woonkamer werd ‘lijkdeur’ genoemd en slechts zeer incidenteel gebruikt: ‘..als een kind werd gedoopt, of er een lijk uitging..’. Iets dergelijks kwam in de nieuwere boerderijen niet meer voor: ‘..thans gaat het lijk door het raam op vele plaatsen in de buurt..’.
Het ging hier om een typische veeteeltboerderij - in het drassige gebied waar deze lag zal ook vrijwel geen akkerbouw mogelijk zijn geweest. Uit notities op het veldwerk blijkt dat hier vroeger (zoals gebruikelijk in Noord-Holland) kaas werd gemaakt van de volle, onafgeroomde melk. Een melkkelder voor het opromen van de melk was dan ook niet nodig en ontbrak. 's Zomers vond de kaasproduktie plaats in de stal, 's winters in de ‘zoutkamer’ naast de woonkamer, waar de zoutkisten stonden voor het pekelen van de kaas (op de plattegrond met een stippellijn aangegeven). Op de achterzijde van de veldwerktekening maakte Uilkema aanvullende notities waaruit blijkt dat zich in dit gebied in de voorgaande decennia grote veranderingen in de bedrijfsvoering hadden voorgedaan. Terwijl de melk vroeger in zijn geheel tot kaas werd verwerkt, werd deze thans na gedeeltelijke afroming naar de melkfabriek gebracht. De uit de melk verwijderde room werd op de boerderij tot boter verkarnd: ‘..De fabriek te Purmerland ontvangt de melk van 200 koeien. Per dag ± 3000 liter. Uitbetalen naar vetgehalte. De boeren ontroomen zelf de avondmelk, nl. deze wordt vermengd met de zoete morgenmelk. Dit mengsel heeft gemiddeld 2.20 tot 2.40% vet. De room wordt door de boeren zelf gekarnd. Te Purmerend komt de boter op de markt..’.