KU-61 (25 mei 1921)
Assendelft (N.-H.)
boerderij van C. Boekel
1:400
Deze boerderij is voor Uilkema's Noordhollandse onderzoek van buitengewoon groot belang geweest. De oudste kern van dit complex was het langgerekte hoofdgebouw dat alleen woning en stal bevatte. Naast dit gebouw stond een vrijstaande schuur met hoge houten wanden, die hoofdzakelijk in gebruik was als hooiberging. Het betrof hier een blokschuur, een dichte (in dit geval dubbele) hooiberg met vaste kap. Aan één uiteinde was het dak lager doorgetrokken. Daaronder lag de dorsvloer, die tevens diende als verbinding met de stal. De op de foto zichtbare haakse aanbouw aan de achtergevel van de boerderij was een varkensstal. Het driebeukige hoofdgebouw bevatte de volgende woonruimten: ‘voorkamer’, ‘kamer’, ‘slaapkamer’ en een vertrek dat ‘lijkkamer’ werd genoemd. In deze laatste ruimte, die behalve voor begrafenissen ook voor andere speciale gebeurtenissen werd gebruikt, kwam vroeger ook een ‘lijkdeur’ uit, een buitendeur die alleen in bijzondere gevallen werd gebruikt. De wanden van het hoofdgebouw bestonden deels uit steen, deels uit hout boven een lage grondmuur. De bergschuur had volledig houten wanden zonder grondmuur. Als teken van hoge ouderdom noemde Uilkema verder de gebrekkige verlichting van de stal. De gebruikelijke stalramen in de zijmuur ontbraken en het enige licht kwam binnen door twee raampjes bij de deur.
In zijn hoofdstuk over Noord-Holland zou Uilkema deze boerderij ten tonele voeren als overgangsfase tussen het oude woonstalhuis en de stolp, het zogenaamde ‘berghuis’. De hooiberg stond hier nog wel vrij, maar was toch al verbonden met de stal. De bewoners wisten uit overlevering te melden dat deze verbinding vroeger niet bestond. Ook konden zij mededelingen doen over andere verbouwingen, zoals het dichtzetten van de lijkdeur. Uilkema ging er echter vanuit dat de boerderij in de loop der eeuwen nog meer wijzigingen moest hebben ondergaan, waar de bewoners geen weet van hadden omdat het te lang voor hun tijd was gebeurd. Zo stelde hij, wijzend op de uitgebouwde varkensstal, dat ook deze van later datum moest zijn. De vreemde bult in de nok van deze aanbouw zou er op wijzen dat zich hier aan de zijgevel van het oude gebouw vroeger een topgeveltje had bevonden, waarachter de zomerwoning lag. Bij uitbreiding van de veestapel zou men dit vertrek echter hebben opgeofferd om hier stallen te kunnen maken. Verder zou de huidige blokschuur de opvolger zijn van een kleinere, vrijstaande hooiberg, die zou hebben gestaan ter plaatse van de huidige deel, dus recht voor de staldeur in de zijgevel. Zie voor een uitgebreidere beschrijving van de bouwgeschiedenis van deze boerderij verder Uilkema's tekst in deel I, hoofdstuk 7.3.