KU-60 (24 mei 1921)
Venhuizen (N.-H.)
boerderij van C. Stam
1:400
De derde door Uilkema opgemeten boerderij uit Venhuizen behoorde bij een groot en vermoedelijk welvarend bedrijf. Desondanks lijken statusoverwegingen bij de bouw van deze boerderij amper een rol te hebben gespeeld. Het aantal vertrekken was klein en van de bij KU-58 geconstateerde tendens om woon- en bedrijfsruimten strikter te scheiden was hier nog geen enkele sprake. In het algemeen kan men stellen dat hier aanmerkelijk minder aandacht lijkt te zijn besteed aan het wooncomfort. Alle nadruk lag op de bedrijfsfuncties, die zeer royaal en modern waren opgezet.
Door de aanwezigheid van meer dan één tasvak had de gehele plattegrond een langgerekte opzet gekregen, waardoor het dak, anders dan bij de gewone piramidale stolpvorm, een vrij lange noklijn vertoonde, die meer deed denken aan de Friese stelp- dan aan de Noordhollandse stolpvorm. Deze langgerekte vorm was in Friesland gebruikelijk maar hier in Noord-Holland voorbehouden aan het grotere bedrijf. Een andere bijzonderheid van deze boerderij was verder de plaats van de deeldeuren in het midden van de zijgevel in plaats van zoals gebruikelijk op een hoek. De deel lag bovendien ten opzichte van de plaats van de deuren in dwarsrichting. De reden voor deze afwijkende indeling is niet duidelijk, maar kan te maken hebben gehad met de erfindeling en de situering van de boerderij als geheel.
Dat het hier om een gespecialiseerd weidebedrijf ging valt af te leiden uit het grote aantal stallen en de omvangrijke hooitasruimte die drie gebintvakken besloeg. De stal bood plaats aan 26 melkkoeien en 10 stuks jongvee. Voor de koestal was afgeweken van de traditionele Noordhollandse stalindeling en gekozen voor een moderne opzet met gescheiden voer- en mestgangen, waarbij het vee bovendien met de koppen in de richting van de tasvakken stond in plaats van, zoals gebruikelijk, naar de buitenmuur gericht. Een vergelijking met de moderne Friese stal van opmeting KU-47 laat een opvallende overeenkomst zien. Naast de jongveestal lag de kaaskamer, die om hygiënische redenen volledig van de stalruimte was afgescheiden. Daaraan aansluitend bevond zich aan de achtergevel een uitbouw waarin zich een ‘werkplaats’ met pomp en stookplaats voor de kaasmakerij bevond. Als toppunt van nieuwigheid had men hier bovendien een grote dubbelwandige koelcel.