KU-47 (voor 1916)
Haskerdijken (Fr.)
rundveestal
Al enkele jaren voor het ontstaan van zijn interesse in de historische boerderij-ontwikkeling had Uilkema zich in Friesland verdiept in de modernisering van rundveestallen. Zijn belangstelling voor dit onderwerp had een praktische achtergrond; als landbouwonderwijzer vroeg hij zich af welke stalvorm voor het moderne veeteeltbedrijf het meest rendabel was. In deze periode, in het begin van de 20e eeuw, werd her en der met nieuwe vormen geëxperimenteerd, wat niet altijd tot werkelijke verbeteringen leidde. Uilkema stelde zich ten doel de verschillende moderne stalvormen te vergelijken om te kunnen vaststellen welke bij nieuwbouw de voorkeur diende te genieten. Daarbij lette hij op allerlei factoren, zoals bouwkosten, hygiëne, temperatuur en vochtigheidsgehalte van de stal, gemak bij het stalwerk, etc. Deze nieuwe stalvormen weken vaak sterk af van de traditionele Friese stal, waarbij het vee twee aan twee tussen houten schotten met de koppen naar de buitenmuur gekeerd stond. Bij de oude stalvorm ontbrak een afzonderlijke voergang; men moest het voer van achteraf, over de grup heen, tussen de dieren door op de stal brengen, wat veel werk met zich meebracht. Bij de moderne stallen zocht men naar een oplossing voor dit probleem en vond die veelal in een stalindeling die sterk deed denken aan die uit het midden van het land. Bij de Hollandse stal stond het vee in twee rijen met de koppen naar een centrale voergang, terwijl men de mest verwijderde via mestgangen langs de zijgevels. Door slechts enkele elementen van dit staltype over te nemen en te enten op de Friese situatie kwam men tot allerlei nieuwe tussenvormen.
Bij de hier opgemeten stal, die door Uilkema werd besproken in een artikel over stalverbetering uit 1915, had men wèl het gescheiden voer- en mestgangprincipe overgenomen, maar dit vertaald naar een enkele stalrij, gecombineerd met een moderne ijzeren variant van de oude houten stalschotten. Iets nieuws was verder het feit dat de voergang hier hoger lag dan de rest van de stal. Dit had ten doel het stalwerk te vergemakkelijken; het voer kon nu eenvoudig met een bezem in de voergoot worden geschoven. Uilkema pleitte voor de invoering van een nieuwe naam voor dit staltype, dat tenslotte evenzeer kon worden beschouwd als een afleiding van de Friese als van de Hollandse stal: ‘..Wat ten slotte de reeds gangbare benaming éénrijïge Hollandsche stal voor het boven besproken staltype betreft, het wil mij voorkomen, dat de naam Hollandsch-Friesche stal minstens zoo gepast is en in elk geval beter zou klinken..’.