KU-46 (27 april 1921)
Smerp, Wieringen (N.-H.)
boerderij van S. Rotgans Jzn
1:400
Slechts één jaar na de hiervoor besproken boerderij, in 1664, werd op Wieringen het hier afgebeelde exemplaar gebouwd. Hoewel beide boerderijen in opzet veel gemeen hadden, blijkt uit enkele bijzonderheden dat in dit voorbeeld toch een oudere situatie bewaard was gebleven. Zo waren in het woongedeelte nog verscheidene onderdelen van de oude houtconstructie bewaard gebleven, waaronder twee volledige gebinten compleet met schoren. De dagelijkse woon- en werkruimte, de ook bij de vorige boerderij al genoemde ‘bovenheerd’, was hier bovendien nog niet afgescheiden van de stal. Ook hier was echter sprake van een smal, in dit geval duidelijk éénbeukig woonstalhuis, waaraan later een tweebeukige tasschuur in dwarsrichting was aangebouwd. Deze schuur had aan de hoge zijde een volledig houten wand, waarin zich de inrijdeuren van de dwarsdeel bevonden. Het oude voorhuis telde twee kamers, waarvan de voorste als portaal diende en de tweede als woonkamer gedurende de wintermaanden; 's zomers woonde men hier in de stal. Langs de woonvertrekken bevond zich een smalle strook kasten en bedsteden die gedeeltelijk onderkelderd was. Veel plaats zal deze kelder niet hebben geboden: de ruimte was nog geen meter breed. Aangezien de hele rundveestapel echter uit niet meer dan zes volwassen koeien bestond zal men voor de melk ook niet méér ruimte hebben nodig gehad. Het betrof hier een gemengd bedrijf, vermoedelijk met de nadruk op akkerbouw. Uilkema noteerde als bijzonderheid dat men op deze boerderij nog de gewoonte aanhield om 's zomers, als het vee in de weide was, de stal in de ‘zomerpronk’ te zetten. De stal werd dan schoongemaakt, geverfd en verfraaid met allerlei siervoorwerpen, zoals borden en schotels van aardewerk. Tegen het einde van het seizoen, als het vee weer op stal kwam, werd alle stalversiering opgeborgen in een speciale kast in het voorhuis. Uilkema bezocht deze boerderij blijkbaar te vroeg in
het jaar, toen het vee nog op stal stond. Op het veldwerk noteerde hij daarom: ‘..terugkomen over twee maanden, als de stal in de zomerpronk is..’.