KU-44 (april 1921)
Starnmeer (N.-H.)
boerderij van C. de Waal
1:400
Voor een idee van het uiterlijk van deze boerderij als geheel is men volledig aangewezen op de plattegrond, omdat hiervan om onbekende reden noch een foto noch een doorsnedetekening bewaard is gebleven. Het betrof hier een stolpboerderij met ongeveer vierkant grondvlak; het gebouw had dus vermoedelijk een piramidale vorm, waarbij de vier dakvlakken in een zeer korte nok eindigden, vrijwel in een punt. Buiten deze compacte hoofdvorm was echter een klein gedeelte van de stal uitgebouwd, dat afgaande op het ruwe schetsje op het veldwerk in een afzonderlijk topgeveltje eindigde. Een dergelijke gevel bevond zich blijkbaar ook aan het einde van het woongedeelte. Uilkema gaf de plaats van deze gevels met accolades aan op de uitgewerkte tekening. In zijn hoofdstuk over de provincie Noord-Holland zou hij stellen dat hiermee binnen de stolpplattegrond de oude hoofdvorm van het voormalige langgerekte woonstalhuistype nog herkenbaar was gebleven. Naast het uitgebouwde stalgedeelte, de ‘koehuisstaart’, was later bovendien nog een gedeelte van het grote stolpdak verder doorgetrokken om ruimte te scheppen voor een jongveestal. De kern van de stolpboerderij wordt steeds gevormd door de vier gebintstijlen, die het gehele gewicht van het dak dragen. De ruimte binnen de stijlen dient als hooiberging; daar rondomheen liggen in de buitenstijlruimten de stal-, woon- en werkruimten. In de hier afgebeelde boerderij bestond blijkens de aanduidingen in de tekening het woongedeelte uit een tweetal kamers met provisieruimte (‘spekhok’), waarin ook een kast en een bedstee waren ingebouwd, evenals een kelder en een opkamer. Het trapje naar de opkamer was tevens kelderluik en kon in zijn geheel worden opgeklapt. Tussen het woonhuis en de koestal lag nog een vertrek dat als zomerwoning diende en waar de zuivelbereiding plaats vond. De zijbeuk met de koestal bevatte maar één rij vee; voor een dubbele rij zou geen plaats zijn geweest; de tweede stalrij
was daarom ondergebracht in de volgende zijbeuk, haaks daarop gelegen. De vierde zijbeuk diende tenslotte als ‘dars’ ofwel deel of dorsvloer, met grote inrijdeuren en een paardestal. In zijn tekst zou Uilkema over deze boerderij verder nog stellen dat het hier een zeer oud gebouw betrof, dat nog uit de 17e eeuw kon dateren. Naar hem was meegedeeld stond deze stolp bekend als de oudste boerderij in de Starnmeerpolder, die in 1643 was drooggelegd.