KU-41/42 (14/15 september 1920)
Enter (Ov.)
boerderij van W.D. Schotte
1:400
De opmeting van dit los hoes verdeelde Uilkema over twee tekeningen, die hij om onbekende reden verschillend nummerde. De plattegrondtekening kreeg het nummer KU-41; blad KU-42 bevatte een doorsnede en een schetsje met een gevelaanzicht. Dit schetsje laat zien dat de voorgevel van deze kleine boerderij het in deze streek gebruikelijke houten topgevelschot had; aan de achterkant bevond zich een gedeeltelijke afschuining, het wolfeind. Het meeste daglicht kwam hier (behalve door de 's zomers openstaande deeldeuren) binnen door een lichtopening boven de deur en door het ene grote venster daarnaast; in de zijgevels bevonden zich verder alleen nog enkele zeer kleine raampjes. De ruimten in de zijbeuken moeten dan ook zeer donker zijn geweest. Het gehele gebouw was vier gebintvakken diep, waarvan één vak als woonruimte werd gebruikt. Dit woongedeelte was gevloerd met klinkers en werd ‘de heerd’ genoemd. Op de vrij in de ruimte gelegen stookplaats was het open vuur inmiddels vervangen door een kachel met rookafvoer, die op zolder uitmondde in een gemetselde schoorsteen. De lage zijbeuken bevatten aan één kant bedsteden zonder deuren, aan de andere kant bevond zich een kleine spoelruimte en een provisieruimte die ondanks zijn gelijkvloerse ligging blijkbaar de naam ‘melkkelder’ droeg. Uilkema noteerde op het veldwerk dat zich in de spoelruimte langs de muur een rek met borden bevond. Naast de melkkelder lag nog een turfhok. Boven het woongedeelte bevond zich een planken zoldering; hierop werd, evenals op de slietenzolder boven de middenbeuk, graan (in dit geval rogge) geborgen. Op de lagere zoldertjes boven de zijbeuken bewaarde men hooi en stro. De begane grond van het bedrijfsgedeelte werd grotendeels ingenomen door de brede open deel met lemen vloer, die als voerruimte en als dorsvloer diende. In de zijbeuken bevonden zich de stallen: een potstal voor enkele koeien, een eveneens verdiepte paardestal en een in
verhouding onevenredig groot aandoend kippenhok. De gebintconstructie, die door het hele gebouw tot aan de voorgevel toe liep, vertoonde de gebruikelijke ankerbalkconstructie; de kap was een eenvoudige sporenkap met haanhouten.