KU-40 (15 september 1920)
Enterbroek (Ov.)
boerderij van G. Rikkert
1:400
De eerste door Uilkema zelf vervaardigde opmetingen in Overijssel betroffen, zoals te verwachten was, voorbeelden van het bekende ‘los hoes’-type, waarvan in het begin van deze eeuw nog enkele exemplaren bewaard waren gebleven. Woon-, werk- en (pot-)stalruimten bevonden zich hierbij in één onverdeelde ruimte en soms vond men hier zelfs nog het open haardvuur zonder rookafvoer midden op de woonhuisvloer. Deze schemerige en rokerige ruimten, waar mens en vee in dezelfde ruimte verbleven, vormden een immens contrast met de moderne, lichte en hygiënische boerderijen die Uilkema uit zijn eigen provincie Friesland kende.
De hier afgebeelde opmeting uit de omgeving van Wierden toont een klein los hoes met in totaal slechts drie gebintvakken. De enige afbakening tussen woon- en bedrijfsruimte bestond uit het verschil in vloerafwerking: de deel had een lemen vloer en in het voorhuis lag een bestrating van veldkeitjes. De stookplaats was cirkelvormig gemetseld en er brandde hier inderdaad nog een open vuur zonder rookafvoer. Uilkema noteerde hierover: ‘..In de zolder is geen luik voor het wegtrekken van de rook. In den zomers rookt het vaak, 's winters valt het mee. Een schoorsteen is niet aanwezig; zolder, gebinten en het riet over de slieten is bedekt met een dikke zwarte roetlaag..’. Over de inrichting van het woongedeelte vermeldt het veldwerk dat zich in de spoelruimte (‘waschkamer’) in de zijbeuk een bordenrek aan de muur bevond. Verder stonden er twee houten kisten (‘koffers’), waarvan het deksel van houtsnijwerk was voorzien. De plaats van deze kisten is op de tekening gestippeld aangegeven. In het washok stond de karn, die handmatig werd aangedreven door middel van een ‘wiege’, een lange stok die bevestigd was aan een stijl. Het graan (steeds rogge) werd hier op de planken zoldering boven de woonruimte bewaard en zal dus kurkdroog en goed doorrookt zijn geweest. Over de balken boven de deel lagen slieten, met daarop hooi. In de zijbeuken aan weerszijden van de deel bevonden zich bergplaatsen, een varkenshok en een kleine potstal voor koeien. Veel vee zal hier niet zijn gehouden, alles wijst erop dat het hier om een minimaal bedrijfje moet zijn gegaan. Op het erf bevonden zich buiten het hoofdgebouw nog een put met puthaal (‘wippe’), een omheind gedeelte (‘..wandelplaats koe..’), een mestvaalt en een niet op de tekening voorkomende kleine bijschuur.
Van deze boerderij is helaas geen foto bewaard gebleven.