KU-36 (6 september 1920)
Vlieghuis (Dr.)
boerderij van T.H. Roemer
Het hier afgebeelde grote boerderijcomplex bestond uit een hoofdgebouw van het middenlangsdeeltype, met twee grote vrijstaande schuren en een los bakhuisje. De boerderij zelf zou volgens notitie van Uilkema uit 1833 dateren. Het hoofdgebouw had, zoals ook veel voorkomt in het naburige Twente, een houten topgevelschot aan voor- en achtergevel. Van het daar traditionele topgevelteken als nokbeëindiging was hier echter geen sprake: de nok werd afgesloten door een tuiltje van gedraaid riet (op de foto te zien). Aan de bedrijfskant lagen de deeldeuren in de lijn van het achterste gebint, binnen de onderschoer. Het bedrijfsgedeelte had de traditionele opzet met
1:400
open middendeel en (pot-)stallen aan twee kanten in de zijbeuken. Aan weerszijden van de onderschoer bevonden zich paardestallen. Tegen de scheidingsmuur tussen woon- en bedrijfsgedeelte lagen een bergplaats alsmede twee vanuit de woonruimte toegankelijke bedsteden. Daarnaast was plaats voor de karnmolen, direct achter de in de zijbeuk van het voorhuis gelegen geut en melkkelder; aan de tegenovergelegen zijde bevond zich een zijkamer met bedsteden. De middenkamer, die de stookplaats tegen een binnenwand had, diende als altijd als dagelijkse woonruimte. Een bijzonderheid was het ontbreken van een afzonderlijke voordeur; de enige toegang tot de woonvertrekken was via het achterhuis. Vermoedelijk werd vooral de deur bij de karnmolen gebruikt als dagelijkse toegang.
Het op het erf gelegen bakhuis was nog volop in gebruik; hier werd eenmaal per week brood gebakken, naar Uilkema vermeldde. De beide vrijstaande (dwarsdeel)schuren waren zeer eenvoudig van opzet: deze waren éénbeukig, van hout, met daarboven een riet- of strowand en maar voor een klein gedeelte voorzien van een bakstenen grondmuur. De meeste stijlen stonden op een grondhout. De grootste van de beide schuren diende hoofdzakelijk voor hooiberging. Gezien de omvang van deze tasruimte, de lengte van de koestanden in het hoofdgebouw en de aanwezigheid van een door paardekracht aangedreven karnmolen, zal het bedrijf zich hier in de loop der tijd voor een belangrijk deel op de veeteelt hebben gericht. De andere schuur bevatte ruimte voor wagenberging, paardestallen en brandstofopslag. Achter het hoofdgebouw lag tenslotte nog de ook op de foto zichtbare oude put met putboom.