KU-29 (1917)
De Blijke, Ameland (Fr.)
boerderij
1:400
Al tijdens zijn allereerste verkenningstocht op Ameland, in de zomer van 1917, ontdekte Uilkema deze vervallen boerderij in het gehucht De Blijke bij Hollum. Hoewel het toen al onbewoonde gebouw pas bij een volgende gelegenheid kon worden betreden en opgemeten toonde hij voor deze boerderij al direct bijzonder veel belangstelling. De eenvoudige opzet en geringe hoogte van het gebouw deden Uilkema vermoeden hier met een zeldzaam oud type van doen te hebben. In de correspondentie zou hij later steeds naar deze boerderij verwijzen als ‘Oud-Amelands type’.
Het voorhuis van de betreffende boerderij dateerde blijkens de jaartalankers aan de woonhuisgevel uit 1704; de iets hogere schuur was waarschijnlijk jonger. Uilkema zou er later herhaaldelijk op wijzen dat de oudste boerderijen hier een rechte nok hadden, ofwel een doorgaand dak over woon- en bedrijfsgedeelte. De plattegrond laat zien dat het ging om een boerderij met een tweebeukig woonhuis en een driebeukige schuur met vrij smalle zijbeuken. Het woongedeelte was zeer eenvoudig en bestond slechts uit één kamer, een gang en wat bergruimte. Het aan de zijkant uitgebouwde kamertje diende als ‘spijskamer’, ofwel als voedselbewaarplaats. Onder één van de bedsteden lag een klein, vanuit de gang bereikbaar keldertje. De enige stookplaats bevond zich, net als bij de boerderijen op het Friese vasteland, tussen de beide vensters in aan de voorgevel. De gang diende behalve als entree ook als verbinding met het bedrijfsgedeelte.
Direct achter het woongedeelte lagen allereerst twee tasvakken voor de opslag van hooi en stro. Aansluitend daaraan vond men de dwarsdeel; de deeldeuren bevonden zich in de lijn van de zijgevel, onder een opgelicht gedeelte van het rieten dak. Een opvallend aspect van de indeling van deze boerderij was het feit dat de koestal zich niet op de gebruikelijke plaats in één van zijbeuken bevond, maar dwars in het gebouw langs de achtergevel lag. Afgezien daarvan ging het hier echter om een gewone Friese grupstal, waarbij het vee met de koppen naar de muur twee aan twee tussen houten schotten stond. De bijzondere situering was hier mogelijk voortgekomen uit de geringe breedte van de zijbeuken. Door Uilkema werd dit aspect echter beschouwd als een zeer oud kenmerk. Op de achterzijde van één van de foto's schreef hij: ‘..Oud-Amelandsch huis, type met de koestal in de breedte, dus in de vakken..’.