KU-27 (1917)
Formerum, Terschelling (Fr.)
boerderij van J.IJ. Bonne
1:400
Een oudere vorm van de Terschellingse boerderij-ontwikkeling is vastgelegd in deze opmeting van een boerderij uit Formerum. Daar bevond zich achter het voorste (en tevens enige) tasvak alleen een dwarsdeel. Deze deel grensde rechtstreeks aan de achtergevel, die door de ophoging van de muur voor de kapel bij de deeldeuren een merkwaardige vorm had gekregen. De betrekkelijk geringe hoogte van het gebouw, de aanwezigheid van een zadeldak met zowel voor als achter een topgevel en de over woon- en bedrijfsgedeelte doorlopende nok werden door Uilkema beschouwd als zeer oude kenmerken van het plaatselijke streektype. Dat deze boerderij ook werkelijk nog voor een belangrijk deel zijn oude opzet had bewaard valt ook af te lezen uit het feit dat de wanden van de woonruimte precies in de lijn van de gebintstijlen stonden. Daaruit kan worden afgeleid dat de schuur nog grotendeels zijn oude afmetingen had behouden en niet, zoals vaak het geval is, bij een latere verbouwing sterk was vergroot. Ook de aanwezigheid van slechts één hooivak en de geringe afmetingen van de stal (met ruimte voor niet meer dan vijf koeien) wijzen op een bedrijf waar in de loop der tijd maar weinig uitbreidingen hadden plaatsgevonden. De stal was, evenals bij opmeting KU-26, een langs een binnenwand geplaatste Friese grupstal met voerluiken in de wand tussen stal en tasvak. De stalgang achter de grup, waarlangs de mest werd verwijderd, was bij deze boerderij zeer smal.
Het woongedeelte bestond uit twee achter elkaar gelegen kamers, waarvan alleen de achterste was voorzien van een stookplaats. Beide kamers hadden een bedsteden- annex kastenwand. Naast de gang achter de voordeur bevond zich hier bovendien nog een smal vertrek, dat blijkens de aantekeningen op het veldwerk ‘gangskamer’ werd genoemd. Tussen woon- en bedrijfsgedeelte in lag een tweede gang, die uitkwam op de buitendeur in de zijgevel. In een inham naast deze deur bevond zich de regenwaterbak. Het water uit deze bak diende vermoedelijk voor menselijk gebruik; het water voor drenking van het vee was afkomstig uit een in de zijgevel uitgebouwde put in de stal.
Bij deze opmeting heeft Uilkema vermoedelijk hulp gehad van derden; het handschrift op de tekening is niet dat van hemzelf. Dat hij hier echter wel zelf is geweest blijkt uit de door hem gemaakte foto's.