KU-20 (21 oktober 1920)
Wijster (Dr.)
boerderij van L. Hidding
1:400
Evenals bij de hieraan voorafgaande Drentse opmetingen was ook bij deze boerderij sprake van een afzonderlijke hooischuur. Deze schuur stond hier echter niet los van het hoofdgebouw, maar was in lengterichting achter de boerderij aangebouwd, zodanig dat de deeldeuren nog toegankelijk bleven. Door deze opzet was een interne verbinding mogelijk tussen hooibewaarplaats en stallen, wat zeker in de winter het stalwerk moet hebben vereenvoudigd. Behalve het hooivak bevatte deze bijschuur als gebruikelijk een schapehok, dat echter ten tijde van Uilkema's bezoek al niet meer als zodanig werd gebruikt. De gehele schuur had een éénbeukige opzet en een constructie met dekbalkgebinten. Op de balken boven het stalgedeelte bevond zich een zoldertje voor de mindere kwaliteit hooi die men aan de schapen voerde (‘..Alle gebinten van de hooischuur zijn Friesch, op de hoofdbalken liggen wel slieten, daarop struiken - een laag eikenhout - en daarop schapenhooi..’). De wanden bestonden uit een lage grondmuur met daarboven een houten schot.
Het hoofdgebouw had ankerbalkgebinten en een indeling met middenlangsdeel, die wat het bedrijfsgedeelte betrof slechts weinig van de eerder beschreven voorbeelden afweek. Bij de grupstal noteerde Uilkema dat deze vroeger een potstal was geweest; daar tegenover bevonden zich enkele varkenshokken. Het woongedeelte toonde echter een interessant ontwikkelingsstadium; hier was aan de voorzijde een travee aangebouwd. Deze voorruimte deed dienst als opslagruimte voor graan: beneden stonden grote houten zaadkisten en op zolder werd ongedorste rogge bewaard. Het tweede travee, dat een woonfunctie had, bezat een al even opmerkelijke indeling; de woonruimte met de stookplaats besloeg niet alleen de middenbeuk maar ook één van de zijbeuken. Eén van de gebintstijlen aan deze zijde was verwijderd en vervangen door een onderslagbalk, die de gebintbalk van het onvolledige gebint ondersteunde. Boven de zijbeuk was een zoldertje getimmerd dat volgens Uilkema geen ander doel had dan het aan het gezicht onttrekken van de constructie. In de aangrenzende, hoge zijgevel bevonden zich de voordeur en twee vensters. Aan de andere kant van de woonruimte lag een bedstedenwand, die tegen de in de zijbeuk gesitueerde melkkelder en spoelruimte was aangebouwd.