KU-12 (juli 1920)
Rijsberkampen (Fr.)
boerderij van J. Mulder
Toen Uilkema deze oude boerderij ontdekte was het gebouw al grotendeels afgebroken. Een foto was daardoor blijkbaar niet meer goed te maken. Het opmeten van de plattegrond was echter wel mogelijk en de draagconstructie kon zelfs veel uitgebreider dan gewoonlijk worden onderzocht. Een krabbeltje op de achterzijde van het veldwerk laat zien dat het hier ging om ankerbalkgebinten met een eenvoudige sporenkap. Uilkema noteerde dat het gebint in het voorhuis nog intact was en dat de kap boven dit gedeelte geen nokbalk had. De constructie bestond uit sporen die in de nok met eiken pennen twee aan twee waren verbonden. Boven het bedrijfsgedeelte was het dak vermoedelijk ooit vernieuwd; daar bevond zich blijkens de doorsnedetekening wèl een nokbalk. Uilkema noteerde dat de kap grotendeels gedekt was geweest met riet; alleen voor het achterste wolfeind was heide gebruikt. De latten voor de rietdekking waren met eiken pennen op de sporen bevestigd. Een bijzondere ontdekking was het feit dat de gebintplaten in het bedrijfsgedeelte uit korte stukken balk bestonden. Dit gaf Uilkema, die zich in deze periode bezig hield met allerlei
1:400
theorieën over de boerderijontwikkeling, aanleiding tot een zeer inventieve hypothese. Gewend als hij was aan de Friese boerderijen met hun grote dakschild aan de achterzijde, had hij zich bij zijn onderzoek al vaak verwonderd over de elders (onder meer in zuidoost-Friesland en op Ameland) voorkomende steile achtergevels. Thans meende hij de oplossing daarvoor te hebben gevonden: ‘
..Die rechte achtergevel (...) heeft een bedoeling gehad, die ik tot voor kort nooit goed wist te verklaren. (...) De ware reden heb ik thans gevonden. Te Rijsberkamp. Daar zocht ik een huis met rechten achtergevel; ik kwam en vond 't - gelukkig - totaal afgebroken. De timmerman vertelde me de merkwaardigheid, dat alle draaghouten bestonden uit korte stukken, - van stijl tot stijl. (...) Die huizen met rechte achtergevel, werden zoo gebouwd, om, als 't noodig was, ze gemakkelijk te kunnen verlengen, door er een vak aan toe te voegen..’. Helaas moest hij slechts korte tijd later alweer op deze theorie terugkomen. Mogelijk was deze ene boerderij wel ontstaan door geleidelijke verlenging, maar van een vaste regel was hier toch geen sprake.
De boerderij, die volgens Uilkema in eerste opzet nog van rond 1600 dateerde, had overigens de gewone Zuidoostfriese indeling met middenpotstal, dwarsdeel en daarachter de tasvakken. In de plattegrond staan diverse bijzonderheden over het gebruik van de verschillende ruimten. Zo diende één van de zijbeuken in het voorhuis geheel als slaapruimte. In de andere zijbeuk bevond zich behalve een portaaltje ook een kleine melkkelder en een hokje waar de melk kon worden gekarnd. De vloer van de woonkamer zowel als die van de achter de woonruimte gelegen voerdeel was nog van leem. De potstal kon, naar Uilkema in de plattegrond aantekende, zes melkkoeien en drie à vier stuks jongvee bevatten. Kalveren en paarden waren ondergebracht in afzonderlijke hokken, grenzend aan de potstal. Op de balken boven de potstal werd (zoals in deze streek gebruikelijk) het ongedorste graan bewaard; Uilkema gaf in de plattegrond aan dat de tasvakken achter in het bedrijfsgedeelte alleen voor hooiberging dienden. Dwarsdeel en tasvakken waren door middel van een houten schot afgescheiden van de stalruimte. Waarschijnlijk was het gedeelte achter de potstal hier door latere uitbreiding tot stand gekomen. Uilkema noteerde dat er een verschil bestond in de opbouw van de wanden voor en achter de stal. De gevels van het woonhuis en de stalgevel aan de kant van de voergang bestonden uit baksteen; de stalgevel aan de andere zijde was volledig van hout en had zelfs geen funderingsmuur, maar alleen een grondhout: ‘..geen grondmuur, in plaats daarvan een balk..’. Het achterste gedeelte, tenslotte, had houten wanden boven een 25 cm hoge grondmuur.
Ondanks de vele interessante oude kenmerken werd de uitgewerkte tekening van deze boerderij door Uilkema alleen globaal opgezet maar niet meer voltooid.