KU-6 (1920)
Zandhuizen (Fr.)
boerderij van L.A. Slot
1:400
In tegenstelling tot de vorige Zuidoostfriese voorbeelden, was bij deze boerderij, waarvan het oudste gedeelte volgens Uilkema nog uit 1686 zou dateren, de uitbreiding niet gerealiseerd door aanbouw van een dwarsschuur maar door verlenging van het oude gebouw. Hoewel door het ontbreken van een doorsnedetekening weinig valt te zeggen over de toegepaste constructie, is op de plattegrond goed te zien dat de afstand tussen de gebinten in het achterste gedeelte van de boerderij afwijkt van die in het voorhuis. Ook werd achterin een andere wandconstructie toegepast, met rondhouten muurstijltjes. De boerderij telde van voor naar achter de volgende afdelingen: woning, werkruimte, stal, dwarsdeel en tenslotte de tasruimte. Het woonhuis had de gebruikelijke driedeling met in de middenbeuk de grote woonkeuken; in de laag aflopende zijbeuken lagen behalve de bedsteden ook een ruimte die men karnhoek noemde en een kleine melkkelder. In een voorgaand stadium zal men overigens elders hebben gekarnd; de plaats van de karnmolen suggereert dat de karnton zich in de ruimte daarnaast zal hebben bevonden. De tekening geeft in dit opzicht echter een gereconstrueerde toestand te zien; ten tijde van Uilkema's bezoek was de karnmolen al verdwenen, alleen het bestrate karnpad was nog aanwezig. Het kamertje naast de karnmolen diende nu als zomerwoning, waar huishoudelijke werkzaamheden werden verricht en waar men in het drukke seizoen ook woonde. Hier zat men dichter bij de bedrijfsruimten en bij het erf en bovendien werd het huishoudelijke werk beperkt door alleen een klein gedeelte van het huis te gebruiken. Naast de karnmolen lag de paardestal. De gehele werkruimte inclusief paardestal was door een schot afgescheiden van de daarachter gelegen koestal. In de potstal, die ten tijde van de opmeting nog de oude indeling had, stonden twee rijen vee, aangebonden aan verticale spijlen, de zogenaamde stalstaken. Uilkema noteerde dat het vee hier nog werkelijk op de mest stond. Als de stal vol
was vóór het tijdstip waarop men de mest op het land kon brengen, werd in de mestmassa een houten grup gelegd. Deze werd dan af en toe geleegd, terwijl de grootste hoeveelheid kon blijven liggen. De mest werd uiteindelijk uit de stal verwijderd via de dubbele deuren in de zijgevel. De koestal was door een houten schot afgescheiden van de rest van de schuur; Uilkema noteerde dat dit was gedaan om de ruimte goed warm te houden. In het achterste en vermoedelijk later aangebouwde deel van de boerderij bevond zich tenslotte nog een dorsvloer en een groot hooivak; helemaal achterin was een bergplaats voor karren en landbouwwerktuigen.