KU-5 (1920)
Appelscha (Fr.)
boerderij van A. Prakken
1:400
Bij deze derde achtereenvolgende Zuidoostfriese boerderij met dwarsschuur was iets bijzonders aan de hand. Hier had niet alleen het oude gedeelte, maar ook de toch duidelijk later aangebouwde schuur de oude inheemse constructie met ankerbalkgebinten. (In de meeste gevallen had de nieuwe schuur een dekbalkconstructie.) Vermoedelijk doelde Uilkema op dit constructieve aspect toen hij op de foto die hij hier maakte noteerde: ‘..oorspronkelijk type van dwarsschuur..’. Ook had deze schuur hier geen zijlangsdeel, zoals bij de vorige voorbeelden, maar een dwarsdeel en het gehele gebouw had een grotendeels tweebeukige opzet. Aan één zijde liep de zijgevel direct langs de gebintstijlen; alleen achteraan was het dak lager doorgetrokken, waardoor een gedeeltelijke zijbeuk ontstond, die als bergplaats voor turf werd gebruikt. De rest van de schuur diende voor hooiopslag. Boven in de steile achtergevel bevond zich een luik waardoor men het hooi vanaf de buiten staande hooiwagen in de schuur kon werpen.
In het oude hoofdgebouw had men de oorspronkelijke middenpotstal enigszins gemoderniseerd. De koeien stonden hier niet meer in de mest, maar (zoals ook uit de doorsnede blijkt) op een vast verhoogd gedeelte met grup en mestgang. Daarachter lag nog steeds de ongeveer één meter diepe kuil, het restant van de oude potstal, waarin men nu de mest bewaarde. Deze stalvorm wordt een stoepstal genoemd. In het woongedeelte was in de loop der tijd eveneens het een en ander veranderd. Op de plattegrond is te zien dat zich hier twee vertrekken achter elkaar bevonden. Aan de stal grensde allereerst het ‘voorhuis’, met een vloer van plavuizen; daarvóór lag de ‘kamer’, die een planken vloer had en waar zich de stookplaats bevond. Oorspronkelijk zou hier volgens Uilkema slechts één diepere kamer zijn geweest, waarvan de plaats van de achtermuur door een stippellijn op het veldwerk staat aangegeven. De oude situatie was ook nog af te lezen aan de zoldering: de planken zolder van de woonkamer liep tot deze lijn door, terwijl de rest van het voorhuis een slietenzolder had. Vermoedelijk had zich achter de voorkamer vroeger alleen een dwarsdeel of open werkruimte bevonden. De smalle zijbeuk aan de linkerzijde van de voorkamer bevatte bedsteden en een portaaltje. Aan de andere kant was de zijbeuk ongeveer één meter breder; daar bevond zich een slaapkamer. Op de foto die Uilkema hier maakte is te zien dat het lage dak aan deze zijde moest worden opgelicht om voldoende stahoogte te krijgen.