De kracht van het ongrijpbare
(1983)–Cyrille Offermans– Auteursrechtelijk beschermdEssays over literatuur en maatschappij
[pagina 107]
| |
[pagina 109]
| |
Behoefte is een maatschappelijke categorie. De natuur, het ‘instinct’, is daar een onderdeel van. Maar het maatschappelijke en het natuurlijke moment van de behoefte kunnen niet als primair en secundair van elkaar worden gescheiden, om vervolgens een rangorde van bevredigingen op te stellen. Honger, opgevat als een natuurlijke categorie, kan worden gestild met sprinkhanen en muggen, zoals vele wilden inderdaad doen. Tot de bevrediging van de honger van de geciviliseerden behoort dat ze iets te eten krijgen waar ze niet van walgen; in de walging en haar tegendeel wordt de hele geschiedenis gereflecteerd. Zo is het met elke behoefte gesteld. In elke drift schuilt een zo duidelijke maatschappelijke component, dat wat er natuurlijk aan is nooit onmiddellijk maar steeds slechts als door de maatschappij geproduceerd te voorschijn komt. Het beroep op de natuur in verband met de een of andere behoefte is steeds slechts het masker van ontzegging en macht. Het bordeel van Ika Loch is de tweede proza-uitgave van Paul van Ostaijen (januari 1926). Vermoedelijk is het ook een van de eerste boeken waarvoor René Magritte een tekening maakte, een frontispice in dit geval. Later zouden er nog talloze schrijvers een beroep op Magritte doen, hetzij door middel van een verwijzing of een citaat (recente voorbeelden: Bernlef en Cortázar), hetzij doordat ze een van zijn tekeningen of schilderijen kozen voor een boekomslag (recente voorbeelden: Frisch en Walser). Op het frontispice dat Magritte voor Het bordeel van Ika Loch tekende staat een naakte vrouw, die op haar knieën zit in een etalage of iets wat daar op lijkt - in een kunstmatig decor in elk geval. Dat ze gezien kan worden heeft zowel zij als de lezer te danken aan het feit dat Magritte de gordijnen heeft opgetrokken. Op haar linkerhand draagt ze een beeldje | |
[pagina 110]
| |
dat onmiskenbaar een verkleinde kopie van haarzelf is. Ook dat beeldje draagt dus op haar linkerhand een beeldje dat als een verkleinde kopie van haarzelf beschouwd moet worden. Al met al voldoende reden om te twijfelen aan de echtheid van de naakte vrouw zelf: misschien is ook zij alleen maar een zetstuk, een beeld, een maaksel dat de toeschouwer (want in die kunstmatige positie bevindt de kijker/lezer zich onverbiddelijk) als echt wordt verkocht. Misschien gelooft hij alleen maar dat ze echt is omdat hij haar nooit anders dan in een etalage gezien heeft. Wie weet hoeveel beschavingswerk daaraan te pas is gekomen? Een bezoek aan het bordeel van Ika Loch zou daar wel eens een vermoeden van kunnen geven, per slot had Van Ostaijen met het schrijven van zijn grotesken zeer realistische intenties: ‘Ik zie mij verplicht naar het voorbeeld van mijn grote voorganger Jonathan Swift er nadruk op te leggen, dat hetgene ik in deze en andere grotesken vertel, slechts de getrouwste weergave van reële gebeurtenissen is.’Ga naar eind2
In het begin van het verhaal stelt Van Ostaijen de hoerenwaardin Ika Loch voor: zij blijkt allesbehalve een spontaan wezen. Dat zij met haar eerste klas bordeel al spoedig met een ‘eerbiedwaardig batig saldo’ werkte, heeft ze niet te danken aan eigenschappen die ooit noodzakelijk waren voor commercieel succes: scherp inzicht in de specifieke omstandigheden waarin het produkt te koop wordt aangeboden, het vermogen om de latente behoeften van potentiële klanten min of meer intuïtief te taxeren, voldoende kennis van zaken en voldoende raffinement om de geneugten die de aanschaf van het produkt de klant zal bereiden zo smakelijk mogelijk voor te stellen. Van dat soort ouderwets vakmanschap is Ika Loch volledig gespeend. Eerder representeert zij een moderner type handelaar. Dat is er een voor wie ‘eigen initiatief’, slimheid en improvisatietalent alleen verbaal nog | |
[pagina 111]
| |
tellen: de omstandigheden waarin hij verzeild kan raken zijn immers nauwkeurig in kaart gebracht, en de beslissingen die daar telkenmale van hem verwacht worden eveneens. Ook al doet hij het liever anders voorkomen, in feite neemt hij geen beslissing zelf. Zijn rol is die van de uitvoerder, steeds richt hij zich naar een systeem dat buiten hem om bestaat en dat van hem geen excentriciteiten duldt: elk onsystematisch gedrag is taboe. Van dit type handelaar-uitvoerder is Ika Loch de volmaakte belichaming. Zij is weliswaar de baas van een hoerenkast maar als zodanig is ze de zetbaas van een systeem waarvan dat bordeel maar een klein onderdeel vormt, en geenszins een noodzakelijk onderdeel. Als Ika Loch haar bescheiden rol wil blíjven spelen, zal ze zich aan de wetten van dat systeem moeten onderwerpen; het zelfstandig uitvaardigen van directieven is er voor haar dan ook niet bij. Daar heeft ze vrede mee, en meer dan dat. De eerste zin van het verhaal definieert haar commerciële succes als het resultaat van een ‘inspanning die kort was en gemakkelik als elke routine dewelke zich natuurnoodzakelik progressief uit zichzelf ontwikkelt’. Die inspanning verloopt met andere woorden volgens een vast, klaarliggend patroon: in geen van de afzonderlijke fasen hoeven er beslissingen te worden genomen over hoe het nu verder moet. Er is slechts sprake van het investeren van energie in een bestaand mechaniek. Wat daaruit resulteert is voorspelbaar, Ika Loch was door haar succes dan ook niet in het minst verbaasd. ‘Zij vond het zo vanzelfsprekend dat een zaak bloeide, waarvan zij de leiding had, dat zij (...) vergat, op het einde van het bedrijfsjaar, haar kapitalistiese kornuiten de dividenden uit te betalen. Daaraan nochtans herinnerd, zei Ika Loch: “Och ja, natuurlik.”’ ‘Routine’, ‘natuurnoodzakelik’, ‘vanzelfsprekend’, ‘natuurlik’, ‘ongekunsteld’ - in de zin die volgt op de zojuist geciteerde - : het kan niet op. Alles wijst op ordelijkheid en wetmatigheid, elke inbreuk daarop, elke | |
[pagina 112]
| |
vorm van toeval is hier uitgesloten. Ika Loch heeft ‘een zuiver ver standelike eerbied (...) voor deze wetten aan dewelke zij, in hare hoedanigheid van directrice, zich had te onderwerpen. Zo zou het nooit haar zijn ingevallen de acht-uredag van haar personeel door een persoonlik verdikt te verkrachten. Op het stipt naleven van wederzijdse verplichtingen legde zij de grootste waarde.’ En uit de volgende zin blijkt dat de onderwerping aan de bestaande orde niet beperkt blijft tot haar opvattingen over de organisatie van haar bedrijf, ook haar taal bestaat uit kant en klare formules. Van een poging tot zelfstandig formuleren is geen sprake. Ika Loch spreekt louter in clichés. Een inbreuk op die gecodificeerde taalorde zou zij vermoedelijk evenzeer afkeuren als een inbreuk op de maatschappelijke orde. Ook als zij het met aspecten daarvan niet eens is - zoals het geval is met de wet op de achturige arbeidsdag - zal zij zich erbij neerleggen, want bij overtreding ziet zij ook hier onmiddellijk een onvermijdelijke reeks reacties die uiteindelijk het hele systeem aantasten. Onafhankelijk van de ratio van een regel onderwerpt zij zich eraan zolang dat de geslotenheid en de hechtheid van het systeem vergroot. De vorm is voor haar alles, de inhoud niets. ‘Zij had kunnen zeggen: “Wrong or right it's my law”.’ Duidelijk is dat Ika Loch de belichaming is van de formele logica. Als zodanig speelt zij de hoofdrol in een allegorie waarin de tekst van de bijrollen aanvankelijk nog niet vastligt - maar Ika Loch zou geen moderne hoerenwaardin zijn als zij er niet voor zou zorgen dat dat spoedig wél het geval is. Daaruit bestaat, om het met het pathos van het orthodoxe marxisme te zeggen, haar historische taak: zij zal de hoerenlopers niet langer laten improviseren op hun erotische voorkeuren maar ze in een schijnbaar door haar vastgelegde pas dwingen. Schijnbaar, want zoals gezegd neemt Ika Loch nooit zelfstandig beslissingen. Om maximaal munt | |
[pagina 113]
| |
te slaan uit de erotiek is het nodig dat hele domein te ontdoen van de grillen van de klanten: het dient volledig georganiseerd te worden. Daarmee ontpopt Ika Loch zich als een van de pioniers van de meest gigantische twintigste-eeuwse industrie: die van de vrije tijd. In haar bordeel wordt de erotiek ontdaan van de vrijheid en de onbetamelijkheid, het onberekenbare en de perversie die haar wezen uitmaken, zoals die elementen in het vervolg van de eeuw overal om zeep worden gebracht waar ze zich mogelijk zouden kunnen ontplooien. Ika Lochs optreden was ‘verbazend autoritair’. Niet zozeer tegenover haar personeel - op dat punt onderscheidde ze zich noch gunstig noch ongunstig van andere werkgevers-, als wel tegenover de klanten. Dat is het opmerkelijke en het nieuwe, het moderne in haar optreden. Zij neemt de klanten niet langer zoals ze zijn, als mensen met toevallige, mogelijkerwijs soms ook grillige verlangens, waaraan zij dan zo goed mogelijk probeert tegemoet te komen, nee, zij praat de klanten een seksuele voorkeur aan. Misschien is dat zelfs nog te veel gezegd (want aanpraten veronderstelt tact en raffinement), in feite deelt ze de klanten op grond van een vlugge, uiterlijke taxatie in klaarliggende categorieën in. Bij een bepaald uiterlijk horen bepaalde wensen. Van een dergelijke vaste relatie is zij overtuigd. De klant die het waagt haar tegen te spreken of zelfs maar zijn wensen te specificeren wordt afgebluft: ‘“Genoeg, mijnheer, ik weet het. Gelooft u dan, ik ben zonder kennis en ervaring? Heb vertrouwen in mij: ik weet wat mijnheer wenst. Wat? - Och nee, zet u en wacht.”’ Evenmin als eigen, althans niet door haar gedicteerde wensen, gunt ze de klant een eigen oordeel over de hoer die zij voor hem heeft uitgezocht. Nog voor hij de kans krijgt iets te zeggen, wordt hij de kamer ingeloodst die voor zijn type is voorbestemd, met de hoer van háár keuze. Dat dat onmogelijk steeds tot volle tevredenheid van de | |
[pagina 114]
| |
klant aanleiding kan geven, ligt voor de hand, maar dat is voor Ika Loch nog geen reden haar gedrag te wijzigen. Niet met haar taxatie van de wensen van de klant was er dan iets mis, maar met de omstandigheden waarin die laatste verkeerde. Waarschijnlijk ‘was mijnheer te nerveus vandaag, hij deed beter naar huis te gaan, want natuurlik, daar stond zij borg voor, mad. Anaïs moest onder normale omstandigheden zeer zeker de zaak van mijnheer maken.’ Maar niet altijd schikken de klanten zich naar Ika Lochs schematisme. ‘Soms ontaardde het in het fijne bordeel nr 33 tot groffe scheld- en beledigingstonelen.’ Een dikke man weigert de hem toegewezen slanke den (‘in zijn hoedanigheid van beenderenkoopman had hij skeletten tot ziekwordens toe zat gezien’) en zelfs jonge knapen (‘efeben’ noemt Van Ostaijen hen) weigeren soms zich bij de eerste keuze van Ika Loch neer te leggen. Op zekere dag komt het zelfs zo ver dat iedereen woedend het bordeel verlaat. Maar ook dat vermag haar niet tot meer gevoel voor nuances te brengen. Haar schema mocht dan de voorkeuren van de klanten niet voldoende tot hun recht laten komen, dat wilde toch nog in het geheel niet zeggen dat ze van het principe dat een classificatie van seksuele preferenties op grond van uiterlijke kenmerken mogelijk was, af wilde zien. Het op geen enkele feitelijke ervaring, maar slechts op haar eigen vooroordelen gebaseerde en dan ook ondoelmatig gebleken schema wisselt ze zonder scrupules in voor een nieuw schema. Of het feit dat ze de incidentele ervaring met een matroos die ‘zich geraffineerder had getoond dan een studiemeester’ maar meteen tot algemene norm en daarmee tot onwrikbaar bestanddeel van haar nieuwe schema verheft een wezenlijke vooruitgang betekent, mag betwijfeld worden - succes heeft het in elk geval wel. Aangenomen mag worden dat de zekerheid die Ika Loch haar klanten bood op den duur geprefereerd werd boven het onzekere volgen van de eigen voorkeuren. | |
[pagina 115]
| |
Op den duur, zeg ik, want van de ene dag op de andere slaagde ook Ika Loch er niet in de mensen te wennen aan iets dat ze eigenlijk niet willen. ‘Aanvankelik waren alle bordeelgetrouwen het daarover eens dat Ika Loch hun wensen niet in aanmerking nam en dat het autoritaire optreden dezer waardin onduldbaar’ was, maar toch was niemand helemaal zeker van zijn zaak. Een deel van de cliëntèle begon aan zichzelf, en met name aan de eigen voorkeuren, te twijfelen. Gevoed werd die twijfel in hoge mate door de (freudiaanse) wetenschap dat het driftleven allang zodanig is bijgevijld dat niemand daar nog een duidelijk en onverwrongen beeld van heeft. Alleen in een toestand van verslapte geestelijke controle, in de droom vooral, komen die verlangens in een voor het individu toelaatbare vermomming aan de oppervlakte, maar wie van de klanten had ooit zijn ‘dromen gekontroleerd met het doel daarin het wezen van (zijn) driftleven te ontsluieren?’ Daarentegen twijfelen zij er niet aan dat Ika Loch ‘stellig de psycho-analyse gestudeerd’ had, waarmee dan tevens duidelijk was wat het fundament was van haar autoritaire optreden: inzicht in de verlangens van de klanten die zo diep in het onderbewuste verborgen lagen dat ze ze zelf niet kenden. Een voor een komen de weggelopen klanten dan ook op hun besluit en dús in het bordeel terug, zeker na de als onbetaalde reclame werkende lustmoord op de mooie Promethea - over wie in het volgende artikel meer: in haar beschrijving zitten namelijk elementen die naar Van Ostaijens poëtica verwijzen. De klanten komen dus, zij het schoorvoetend, terug naar het bordeel, waar ze ijverig hun best doen ‘het wezen van hun driftleven te zoeken’. Maar in feite komt het er natuurlijk op neer dat ze de rol die hun door Ika Loch is toebedacht vlekkeloos en met overtuiging leren spelen. Voortaan dienen ze hun wensen af te stemmen op het - zeer beperkte aanbod. Over de aard van dat aanbod wordt door een | |
[pagina 116]
| |
ander beslist, exact volgens het vigerende economische model dat de consumenten geen directe invloed op de produktie toestaat. Zoals men de aard van de waren daar afstemt op een door inkomsten, opleiding en sociale status gedefinieerde categorie consumenten, waarvan de behoeftenstructuur na verloop van tijd dan ‘vanzelf’ tamelijk homogeen wordt, zo raken de seksconsumenten in het bordeel van Ika Loch na verloop van tijd ook overtuigd ‘van de charme van dit nieuwe leven’, al blijft er bij de meesten nog ‘een grein skepsis over’. Maar die scepsis houden ze voor zich; de aanpassing aan het gewenste consumentengedrag mag dan niet helemaal gelukt zijn, dat ook openlijk durven uitspreken is een andere zaak. Zoals de man die ontdekt dat het beeld van de voor zijn inkomensgroep bedoelde vakantie aan de Italiaanse of de Spaanse Middellandse Zeekust niet geheel overeenstemt met de realiteit aldaar dat amper zal durven toe te geven (vanwege het te verwachten leedvermaak bij anderen, maar ook omdat hij weet dat er voor hem nauwelijks een alternatief is), zo maskeren ook de klanten van het bordeel van Ika Loch hun teleurstellingen. De macht van Ika Lochs orde is zo groot dat de minieme scepsis over hun rolgedrag hen niet tot weigering van die rol kan brengen. ‘Ika Loch had gelijk en zij hadden ongelijk. Wel bleef er bij ze een grein skepsis over, doch zij had de bezoekers om de bekentenis van hun skepsis schuchter gemaakt en, betraden zij door deze skepsis bevangen het huis, zo voldeed reeds Ika Loch's autoritair optreden ze te ontwapenen.’ Zo is het bordeel van Ika Loch tevens een ontwenningsinrichting. Alle ongecensureerde voorstellingen van erotiek en van genot worden er door een kille, gedeërotiseerde realiteit terechtgewezen. ‘Kortom, kon men ook niet om de ervaring heen dat het door Ika Loch's intermediaire genotene lang niet aan de van vroeger meegebrachte genotsvoorstelling beantwoordde, men gaf geredelik toe dat deze hoere- | |
[pagina 117]
| |
waardin het hoogste bood wat men menselikerwijs van haar kon verwachten en verder, als gevolg daarvan, dat het wijs was de vroegere voorstelling van genot als puberteitsilluzie af te leggen.’ Want genot en organisatie zijn onverenigbaar. Waar seksualiteit wordt gepland resteert slechts troosteloze seks. Het wezen van het genot immers is dat het niet doelgericht is, of misschien beter: dat het doel onbekend is. Van elk volgend moment moet de precieze kwaliteit een dosis onzekerheid hebben. Zonder de spanning die daarvan het gevolg is, en zonder de behoedzaamheid die de spanning op haar beurt vergt van de persoon die een bepaalde handeling uitvoert, verwordt die handeling tot een verplicht nummer. Gebrek aan spanning in het heden is er de oorzaak van dat men zijn aandacht op de toekomst, meer precies: op het eindpunt van die handeling richt. Het zo snel en ongehavend mogelijk bereiken daarvan is dan het enige waar men zijn zinnen op zet. Nu zal het bereiken van het eindpunt op die manier doorgaans weinig bevredigend zijn, maar in een strikt georganiseerde omgeving bestaan er domweg geen alternatieven: het doel en de middelen waarmee dat doel gerealiseerd moet worden zijn er bij voorbaat bekend, degene die de handeling moet uitvoeren heeft er geen invloed op. Daarom stompen wensen en verlangens in een georganiseerde omgeving af tot behoeften, en die leiden uiteindelijk vaak tot verslaving. Dat behoeften in een zo tot in de details georganiseerde samenleving als de tegenwoordige westerse niets primairs meer hebben, maar volledig zijn gemaakt, is na enige tijd amper nog te zien. Men speelt zijn rol dan met zoveel vanzelfsprekendheid dat men vrijwel vergeet dat hij door een ander is voorgeschreven. Zodra die rolvastheid groot genoeg is, kan de auteur van die rol zich zonder gevaar voor ernstige versprekingen terugtrekken. Op een bepaald moment biedt de zelfcontrole van de acteurs zoveel garantie op een vlekkeloos verloop van de voorstelling dat elke di- | |
[pagina 118]
| |
recte controle overbodig wordt. Men kan dan zelfs de indruk krijgen dat er van enige controle, van dwang helemaal geen sprake is. Die situatie, die kenmerkend is voor de ‘vrijheid’ van de individuen in alle niet-dictatoriale, technisch hoogontwikkelde maatschappijen, geldt ook voor het schaalmodel daarvan in het bordeel van Ika Loch. De verteller zegt tegen het einde van het verhaal dat het ‘een bovenmenselike kracht vergt om Ika Loch psychologies-rein, enkel en onmiddellik uit haar eigen bepaaldheid gegeven, alzo zonder de indirekte weg over de reakties der omwereld, esoteries dus, voor te stellen.’ En even verderop ‘dat Ika Loch's wezen slechts indirekt is nabij te komen’. Want haar geest waart weliswaar door het hele bordeel, in fysieke zin is ze daar vrijwel onvindbaar. ‘Haar autoriteit daargelaten, treedt zij zo weinig op het voorplan dat, ware niet dáár de reaktie om tot de aktie te besluiten, men zou kunnen aannemen zij zou slechts voorstelling zijn, - als hoerewaardin seksuele waanvoorstelling.’ Haar ongrijpbare, maar niettemin onbetwijfelbare realiteit heeft wat van de Kantiaanse categorieën van het verstand, tot het bestaan waarvan de filosoof ook alleen maar kon besluiten op grond van zijn overtuiging dat objectieve kennis van de dingen mogelijk is. Van Ostaijen - die in zijn essays overigens meer dan eens naar Kant verwijst - speelt met zijn formuleringen duidelijk in die richting. Zo zegt hij zelfs dat Ika Lochs ‘wezen gans in het verstandelike samentrok’, gevolg naar hij veronderstelt van het feit ‘dat Ika Loch, - zeer jong nog, - zij was niet meer maagd, doch van het geslachtsleven droeg zij slechts de ervaring ener vluchtige vreugde achter een kermistent mede, - zich een opereren aan de genitaliën had moeten onderwerpen: de eierstokken werden haar weggenomen.’ Nu is zij een soort vleesgeworden zuivere rede, zonder het minste besef van lichamelijke aandriften. Ika Loch kent de drift niet uit ervaring. Dat is ook de reden | |
[pagina 119]
| |
dat ze zo'n afstandelijke, manipulerende houding tegenover andermans driften kan aannemen. Je kunt ze naar je hand zetten, al naargelang het je het beste uitkomt: dat heeft de ervaring haar in elk geval wel geleerd. Ika Lochs relatie tot de bordeelbezoekers kan inderdaad in zuiver Kantiaanse termen worden uitgedrukt. Is zijzelf de belichaming van de categorieën van het verstand, dan zijn de bezoekers, of liever nog de behoeften van de bezoekers de ongestructureerde data die door het verstand worden gevormd; pas wat gekneed is is kenbaar, ofte wel: kennis van de dingen is pas mogelijk door ze te beheersen. Kants op de praktische successen van de natuurwetenschappen gebaseerde rationaliteitsmodel is oerburgerlijk. De verhouding tussen natuur en rede is in de Kritik der reinen Vernunft, net als in de natuurwetenschappen, uiterlijk en formeel. De categorieën van het verstand bestaan a priori: ze zijn niet gestructureerd door enige ervaring; in plaats daarvan structureren zij de ervaring vooraf. Op precies dezelfde manier bejegent Ika Loch de bordeelbezoekers: ze richt zich niet naar hun specifieke voorkeuren maar verheft zich daarboven als organiserende en controlerende instantie. Tot in haar naam heeft Van Ostaijen de Copernicaanse wending die Kant voltrok en die uiteindelijk bepalend zou blijven voor alle latere vormen van burgerlijke logica ironisch meevoltrokken. Dat de driften van de mensen voor Ika Loch geen grillige, onvoorspel- en onbeheersbare krachten zijn, dat het daarentegen zeer wel mogelijk is ze te reguleren en in kaart te brengen, benadrukt Van Ostaijen nog eens extra door het gebruik van een gedistantieerd, ‘wetenschappelijk’ idioom in deze context. Zo schrijft hij bij voorbeeld dat Ika Loch ‘de existens van deze drift bij anderen konstateerde, ja zelfs bij sommige tot haar etablissement behorende objekten’: duidelijker kan niet gezegd worden dat de relatie van Ika Loch tot haar werknemers louter zakelijk is. Het verhaal stamt dan | |
[pagina 120]
| |
ook nog uit een tijd dat men daar rond voor uitkwam en dat men de feitelijke bezits- en machtsrelaties nog niet trachtte te camoufleren met behulp van een humaniserende terminologie die coöperatie van en gelijkwaardigheid tussen bezitters en bezitlozen suggereert. De hoeren zijn voor Ika Loch eenvoudigweg ‘objecten’, zoals de drift voor haar ‘een factum is, dat je naast je hebt te admitteren’. Ofschoon dat laatste wat te passief is uitgedrukt: Ika Loch slaat er immers munt uit, en wel op basis van draagkracht. Ika Lochs puur zakelijke relatie tot het driftleven blijkt ook uit de inrichting van het bordeel. Wat daaraan opvalt is allereerst de fantasieloze ordelijkheid. Alles is er ‘kraakzuiver’, en alles wat de hoeren aan verfraaiing van het interieur willen bijdragen wordt als aantasting van die zuiverheid beschouwd, en dus verboden. Zoals soldaten in Nederlandse kazernes vroeger geen foto's van pin-ups aan de binnenkant van hun kasten mochten hangen, om op die manier althans nog iets persoonlijks, een vermoeden van erotiek in hun anonieme slaapvertrekken aan te brengen, zo ‘duldde (Ika Loch) niet dat haar pensionnaires’ - een eufemisme dat de kraakzuivere seks die de ‘gastvrouwen’ en de ‘hostesses’ van dit bedrijf tegenwoordig te bieden hebben al anticipeert - ‘naar eigen smaak, postkaarten aan de muur prikten’. Wat in de inrichting van het bordeel verder opvalt, is de strikt doorgevoerde hiërarchie. Vooral het einde van het verhaal is in dit verband onthullend; het maakt in elk geval onomwonden duidelijk dat de blik waarmee Ika Loch nieuwe klanten monstert minder op het onderkennen van geheime begeerten uit is, dan wel op inzicht in wat de heren te verteren hebben, hun financiële draagkracht. Indirect, namelijk door de inrichting van het bordeel en het type kamers in hiërarchiserende termen te beschrijven, maakt de verteller gewag van drie categorieën. Gereserveerd voor hoge gasten, en daarom ook slechts zelden gebruikt, is de zo- | |
[pagina 121]
| |
genaamde luxe kamer. Kenmerkend voor het interieur daarvan is dat het tegemoet komt aan een verondersteld snobisme van de gebruiker. De verschillende onderdelen van het interieur zijn namelijk, als in de advertenties van een antiquair, voorzien van bezwerende echtheidscertificaten in de vorm van de aanduidingen van erkende stijlperioden: ‘(...) laat-Biedermayer, geloof ik. (...) precieuse kwaliteit (...) allervroegste Marcolini-Meissen.’ Voor meer alledaags gebruik zijn er de kamers op de eerste en de tweede verdieping, waarbij Ika Loch ervoor heeft gezorgd dat de ‘distans’ tussen beide ‘in alle details (werd) doorgevoerd’. Ook hier moest orde heersen, nergens mocht sprake zijn van onduidelijke overgangen. Mengvormen, moeilijk te categoriseren of te definiëren verschijnselen schuwt het autoritaire karakter, dus ook Ika Loch, als de pest. Uiteindelijk is dat wel de meest typerende eigenschap van het hele bordeel: alles is er geregeld en in kaart gebracht, afwijkingen worden niet geduld. Dit bordeel is - in de terminologie van Michel Foucault - een normaliserings- en disciplineringsmachine. Het gevaar dat de macht zich in de mensen nestelt doordat hun behoeften worden geprogrammeerd, is niet een soort geloof in de duivel dat door banspreuken uitgedreven zou kunnen worden, maar een reële tendens van het late kapitalisme. Dat gevaar schuilt ook niet zozeer in de kans op barbarij na de revolutie, maar in de verhindering van de revolutie door de totale maatschappij. |