Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Sanguis super nos. Aan mijn Eerw. broeder Kornel van den Oever, op het slagveld. De lauwe scheemring waart reeds in de zware blaêren, doorsteken nog van goud dat uit de zon afzijpt, nu zij in 't broeiend Westen als een wonde rijpt wier rottend bloed leekt door de loovers rood-aan-'t klaren; en onder 't koel prieel zit ik omhoog te staren in 't bloed-doorblikkerd loof van gudsend rood doorpijpt en 't schijnt me of, ongezien, een hand daar degens slijpt wier glimm'ge spitsen straks nog traag de kruin doorwaren; reeds staken zij de zon in 't milde, goede hart, dat 't bloed nu druppelt met eenzelfde, stomme smart door 't veeg verduistren van het vochte zomerloover; reeds staken zij mijn land de koene keel ras over... Straks kruipt de donkerheid het zwoel geblaerte vol en sluipen nog die degens dáar, rood, blinkend, dol... Vorige Volgende