Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Dum medium silentium. Aan Jozef Muls, te Oxford. O zoete leven in 't oud kamerken vol bruin beschot en perkamenten boeken, koopren schotels, schilderijen. De duistre kaarsschijn schemert en de dartle saters vrijen gestadig op de glimmge frieze van een koopren pot... 't Verlooden vensterken gaapt op een luwe kier en God sneed in den blauwen nacht den klaren hoorn der maan, de rijen vergulde starren' dat een elpenbeenen straal gaat glijen op leeuw- en saterskop, francijns en boeken, zilvren slot... o Heilge nacht, och welig kamerken, och zoete leven... Waar is die blije rustge tijd, dat smaaklijk uur gebleven? Een droeve mijmerij blijft leutren rond mijn zeerig hart... Lang knitste reeds de kaars uit en de ivoren maanhoorns schuilen. Kon ik straks Holland voor dat eenzaam kamerken verruilen, mijn God, hoe waar' die brandende oorlog mij iets minder hard. Vorige Volgende