Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Rouw om mijn land. Aan mijn Eerw. Broeder Kornel van den Oever, op het slagveld. Zoo dool ik weer eens weiflend loom door 't bosch en zou er siddrend nu mijn tranen willen weenen... Kan 't waar zijn, lief geluk, zijt gij uit 't hart verdwenen? Ik staar ontzind op heikruid, zwam en mos... Mijn God, is 't leven dan zoo bleek en bros dat het om niet zijn milde klaarte heeft geschenen en 't vrij geluk nu zwijgend wegsterft om ons henen als liet Gij zelf ons hart nu hooploos los? Toch bloedt daar ginds zoo heimlijk door de duistre twijgen uw vreed'gen avond luistervol, door niets gestoord... Helaas, mijn God, ik beef...Want zie, 'k heb 't weer gehoord: daar bomt het ver kanon door 't heilig, plechtig zwijgen. En 'k weet dat achter 't denbosch waardoor de avond gloort heel wijd, mijn land, mijn arm, goed Vlaandren wordt vermoord. God, hoe braambloedge stralen door de dennen zijgen... Vorige Volgende