Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] De vlakte. Aan Frans Bastiaanse. Mijn vriend, waar ik uw woonst vond woont ge schoon! Daar glooit wellustig wijd de ruige vlakte, daar waait de zuidwind soms vol veie wakte, daar zit gij-zelf de wereld vóor ten troon! En 't zou een gruwel zijn, een schand, een hoon als aan dien horizont 't geweer eens krakte, de laadslag door die verre stilte klakte, 't kanon er bomde om 's Zwijgers oude kroon... Want ach, die smoorge vlakte een ander landschap leek waar nu de bajonetten flitsen aan de kimmen en 't bochtige gevlamt er iedre lucht bedrilt. O, dat die oorlog mijn goed Vlaandren gauw uitweek: heur vlakten zouden weer van milder vrede glimmen waarbij uw landschap in herinn'ring samensmilt... Vorige Volgende