Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] ‘Ekeby’. Aan den WelEdelen Heer Patijn, te Baarn. 't Versch lenteloover lommert koel en zwaar over 't blank landhuis dat hier op gaat klaren; nu natgevloeid van zon, beschimd van blaren, goud-geel en schemerblauw, zoo ligt het daar aan Eemnes polderwei wier groen samaar zijn dorpel kust, dan afvloeit naar de baren der ruige Zuiderzee, waarop Meerminnen waren als toen er Hooft eens woonde als Muidenaar... En droomend door het loof der elzentakken naar 't korenblauw der lucht en langs den beemd, waar koeien aan de malsche grazen smakken, voelt men dichtbij, maar ongezien en vreemd, 't rijk Amsterdam naar 't licht en 't leven snakken dat ieder hier met lust en volheid neemt... Vorige Volgende