Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Dank-vers om ‘Victualieën’. Reeds ruischt en smilt het spek in de oude, bruine pan en stoort een koffiewalm versch door de domp'ge keuken; ik riek van specerij de allerhande reuken.. Hoe toch ik al dat goeds veraarzeld noemen kan? Oprecht, hier kan geen een, geen een schenkaadje an! 't Is weerd'loos, purper nu met honderdschijn'ge Kreuken.. Dees doet alvast ons hert van appetijten jeuken 'dat waterlipt de mond.. God lof, wij hielden 't van den huize, Bolsward uit, van liefdrijke verwanten, van God's compassie zelf die Antwerp's vrijheid nam, maar naast de oorlogstoorts straks de eedle, warme vlam van uw milddadigheid ontstak ten allen kanten.. Nu smaakt een vlaamsche mond dees specerijen zeer en dankt U zachtjes, maar veel zachter nog Ons-Heer. Vorige Volgende