Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Laus Hollandiae. Aan de WelEdele Familie Patijn, te Baarn. Hoe nog de wrong der vlammen in onze oogen blaakt der trouwgeliefde Stad waar nu mijn hart naar snikt, - Antwerpen, die ik vrij en lief heb, aangeblikt slechts in herinnering nog en mijne ziel ontschaakt, - hoe zwaar ook, moedloos man, ik werd in 't hart geraakt en om mijn goede Stad in droefheid ga verstrikt daar straks de klis der vlam mijn oud huis heeft gelikt en mij, o God, van uur tot uur zwaarmoedig maakt, - toch zijn mij de oogen nat van dankbaar hartsverdriet en drupt in 't Baarnsche Bosch op 't neergestrooid geblaert soms eenzaam in d' kerf stwind des ballings heet getraan; want, ach, schoon Holland is mijn dierbaar Vlaandren niet, maar 'k zie haar dankbaar aan nu ze op mijn weemoed staart en liefdrijk over mij haar goeden kus laat gaan... Vorige Volgende