Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] ‘Et omnis gloria carnis ut flos foeni cadet’. Aan de nagedachtenis mijner gestorven Belgen bij den I J zer. Als straks zieke blaaren ruischen over 't mijmrend graf waaien ze ook langs de eedle kruisen op de versche zoden af; want ze zijn de gulle wade - riekt haar herfst niet wonderzoet? - nu de plof zwijgt van de spade, over 't versch-gevloten bloed; want de dood waart in de kruinen, strooit de gele blaaren neer en op j eugdge levenspuinen vindt wat stierf 't gestorven weêr; vlieten blaaren uit de twijgen op de kille aarde af: God liet ook zijn nmartlaars zijgen in het zwijgend graf.. Vorige Volgende