Verzen uit oorlogstijd (1914-'19)(1919)–Karel van den Oever– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] De kus van moeder. De lucht was blauw, de lucht was mild.. Vooruit voor Belgieland! Nog gaf zijne oude moeder hem een kus aan d'hagekant.. Nog gaf ze hem een zoeten raad: ‘Als gij aan slag zult zijn, toe, Jan, denk aan uw moeder toch, als 't zeer u doet en pijn.’ De lucht was grauw, de lucht was koud.. Lang leve Belgieland! Ginds woedde een vreesselijken slag, ginds waar die hoeve brandt.. Ginds waar de kruitsmook vurig rookt, 't kanon rap kraakt en vlamt, daar stond hij in 't nat kreupelhout en hield 't geweer gekrampt; voor duizend Pruissen stond hij daar met honderd Belgen slechts.. Daar vielen duizend Pruissen neer, hier, ginder, links en rechts.. En toen hij als het avond werd verzakken liet 't geweer, kloeg hij met moeden glimlach nu: ‘Och, moeder, 't doet mij zeer....’ [pagina 12] [p. 12] Want waar zijn moeder had gekust zijn ruwe, bronzge wang, een streepken bloed kroop rood en klaar en vloeide er traag en lang.. Ach, 't vloeide er dagen, dagen lang en iets toch deed er zeer: 't kwetsuur niet maar dié moederkus, dié kus, o God, och Heer!.. Vorige Volgende