zij en ik leid hen zonder bereiking. Waarschijnlijk is de Heilige Familie mij-zelf uitgegaan. Waarom toch? Ik ontdek geen “causa”. O, Paul, de pijn is sterk. Nu is de tentatie als suiker: een zoete. Zou Christus een andere weg voor mij wenschen? “Tu gaudium meum et honor meus, Domine!” Wat kan die andere weg zijn? De Heer moet gauw verklaren. Mijn kloosterkleed geurt nog van wierook uit het avond-officie: ik weet dat de Heilige Geest schuil gaat in dien geur; maar ik heb geen ‘breken des gemoeds’, en geen tranen daarbij. Verscheur ook deze brief, Paul, en antwoord niet.
Tota tibi in Christo,
Zuster Angelina.’
Als achteloos nam Paul de cigaret uit zijn mond en brandde ijverig bruine gaten in den brief. Carmelbruin, dacht Paul; de verkoolde papier-snippers dwarrelden langs den dijk. Zijn persoonlijke verhouding tot zuster Angelina had Paul gansch vergeten; eigen gemoedsverwarring hield ook meteen op; Paul kreeg het geestelijk resultaat van vroeger experiment terug