bad vurig: ‘Jezus, heb ook medelijden met mijn armoê!’ Hij probeerde nu een volle overgave aan de meditatie der heilige Vijf Wonden en herinnerde zich den Psalmist: ‘Zij hebben mijne beenderen geteld’; en verder: ‘Non homo sum sed vermis’. Het knetteren van een kaarsen-standaard verwarde hem; ook het gefezel in een biechtstoel en het geslef der stoeltjeszetster verstoorde zijn aandacht.
Eindelijk aanzag Paul liefdevol een bloed-begudste Jezus op een kruisbeeld, ‘Dominus meus et Deus meus’, aanbad hij. Paul smeekte om gelijkvormigheid aan het bitter lijden: daarop vestigde hij zijn aandacht sterk aan eigen handen, voeten en zijde zoodat hij ervaarde de pijn des Zaligmakers op geestelijke wijze; hij kreeg een fel innerlijk gezicht en gehoor: de visie der Kruiswonden, de hamer- en geeselslagen, de schok van het kruishout in den kuil en het onafgebroken druppen van het heilig bloed.
Paul aanzag met groote deernis inwendig de genagelde Jezus: zijn handen en voeten gruwelijke bloed-kraters, het uitgestulpt vleesch rond de gore