Ontwerp tot eene algemeene characterkunde (3 delen)
(1788-1797)–Willem Anthonij Ockerse– AuteursrechtvrijWillem Anthonij Ockerse, Ontwerp tot eene algemeene characterkunde. Eerste deel en tweede deel: G.T. van Paddenburg en zoon, Utrecht 1788-1790. Derde deel: Johannes Allart, Amsterdam 1797
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1180 F 25 en 1180 F 26
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Ontwerp tot eene algemeene characterkunde van Willem Anthonij Ockerse in drie delen, uit 1788, 1790 en 1797.
redactionele ingrepen
deel 1: p. 1: kop ‘Eerste deel’ tussen vierkante haken toegevoegd
deel 2: p. V: kop ‘Tweede deel’ tussen vierkante haken toegevoegd
deel 3: p. III: kop ‘Derde deel’ tussen vierkante haken toegevoegd
p. 276: het hoofdstuk eindigt midden in een zin. Ter verduidelijking zijn tussen vierkante haken de eerste woorden van de volgende pagina toegevoegd: ‘met de meestmooglijke kortheid, ter beändwoordinge van eene [Derde vraag]’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (deel 1: p. II, π2; deel 2: p. II, IV ; deel 3: p. 2 en 296) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[deel 1]
[pagina I]
ONTWERP TOT EENE ALGEMEENE CHARACTERKUNDE. UITGEGEVEN door W.A. OCKERSE, Predikant te Wijk bij Duurstede.
Atqúi, cum voles veram hominis aestimationem inire, et scire qualis sit, nudúm inspice. Ponat patrimonia, ponat honores et alia fortunae mendacia; corpus ipsum exúat. Animum intuere, qualis quantusque sit, alieno an suo magnus.
SENECA.
Te UTRECHT.
By G.T. van PADDENBURG, en ZOON.
MDCCLXXXVIII.
[pagina π1]
INHOUD.
Zonder Opschrift | Eladz. 1. |
De Mensch. | 7. |
Het Character. | 20. |
Characterkunde. | 33. |
Waer of Waerschijnlijk. | 74. |
Algemeen Ontwerp. | 116. |
Eerste Orde. (Het Character dezer Eeuwe.) | 120. |
[deel 2]
[pagina I]
ONTWERP TOT EENE ALGEMEENE CHARACTERKUNDE. UITGEGEVEN door W.A. OCKERSE,
Predikant te Wijk bij Duurstede.
TWEEDE STUKJEN.
Dic mihi, Musa, virum
Qui mores hominum multorum vidit, et urbis.
HORATIUS.
Te UTRECHT,
By G.T. van PADDENBURG, en ZOON.
MDCCXC.
[pagina III]
INHOUD.
Voorlopige verhandeling over het Nationaal Character. | bladz. 163. |
Eerste Vraag, Wat is eigenlijk het Volkscharacter? | 173. |
Tweede Vraag, Wat vormt doorgaands het Character van een Volk? | 184. |
Derde Vraag, Hoe en waardoor is men in staat, om het Character van een Volk wel te leeren kennen en beoordeelen? | 276. |
[deel 3]
[pagina I]
ONTWERP TOT EENE ALGEMEENE CHARACTERKUNDE.
UITGEGEVEN door W.A. OCKERSE, Rustend Leeraar.
DERDE STUKJEN, behelzende het nationaal character der nederlanderen.
Audire, atque togam jubeo componere, quisquis
Ambitione mala, aut argenti pailet amore;
Quisquis luxuria, tristive superstitione,
Aut alio mentis morbo calet huc propius me,
Dum doceo insanire omnes, vos ordine adite!
horatius.
te AMSTERDAM, bij JOHANNES ALLART.
MDCCXCVII.
[pagina XIII]
INHOUD.
voorbereidende aanmerkingen-tot het nationaal character der nederlanderen. | bladz. 1-99 |
beschouwing van hun verstandlijk character. | bladz. 99-165 |
beschouwing van hun zedelijk character. | |
Algemeem bedenkingen. | bladz. 165-173 |
Over eenige Nationale deugden en ondeugden | bladz. 173-234 |
Over zommige gemengde Characteristieke trekken. | bladz. 235-249 |
Ophelderende bijzonderheden. | bladz. 249-274 |
algemeene waarnemingen over de provinciale characters. | bladz. 274-228 |
revolutionaire charactertrekken. | bladz. 282-295. |
[pagina XIV]
BERICHT voor den BINDER
De Plaat moet gesteld worden tegen over bladz. 98.