Blad, boek en band
(1941)–Charles Nypels– Auteursrecht onbekendV. Het papier en zijn lotgenotenWanneer men zekeren meester-drukker soms poogde te complimenteren met een van zijn min of meer geslaagde drukken, dan luidde vaak zijn afwerend antwoord: ‘U had 't prachtige papier moeten zien vóór het bedrukt was!’ Inderdaad, papier kan onbedrukt heel mooi zijn... maar behoeft er nà de druk niet minder om te zijn. Integendeel. Onbedrukt papier, dus vóór dat enig menselijk ingrijpen iets wijzigde of toevoegde aan zijn ‘natuurlijke’ staat, is bijna altijd een bijzonder aantrekkelijk en vaak veelzijdig eigenschappen vertonend materiaal. In hoeveel verschillende omstandigheden neemt men dagelijks papier ter hand? En hoeveel verschillende soorten laat men daarbij achteloos door de handen glippen? Het is moeilijk zich hiervan telkens rekenschap te geven, want in hoevele functies treedt papier niet op bij de daagse dingen en gebeurtenissen. Het zou een lange dagtaak vormen om eens nauwkeurig te boekstaven, waarvoor papier al wel ge- | ||||
[pagina 65]
| ||||
bruikt wordt. De courant, de post - zeker het merendeel van hetgeen deze u brengen kan onder een papieren postzegel -, emballage, verpakkingen, geld, acten, boeken, affiches... imitaties van leersoorten, zeildoek, stoffen en wat niet al, om van de geperforeerde blaadjes - waarom die van gedrukte reclame tot heden verschoond bleven is mij een zeer modern raadsel! - in het kleinste vertrek van het huis hier verder maar te zwijgen. Aan deze bonte mengeling kan nog in den treure toegevoegd worden... Maar waartoe aan deze speelse greep nog iets toe te voegen? Men lette eens één dag op hetgeen iemand in handen of enkel onder ogen komt! Merkwaardiger is, dat het den leek meestal ontgaat, dat voor iedere functie, die papier te verrichten kan krijgen, precies dàt papier gefabriceerd werd, dat het scherpst beantwoordt aan de eisen, die iedere functie afzonderlijk telkens weer geheel anders of afwijkend in enig onderdeel stelt. Zo zijn er honderden soorten papier thans in de handel verkrijgbaar, waarvan er niet één anders dan node gemist zou kunnen worden... Het papier van een bankbiljet moet natuurlijk van dusdanige makelij zijn, dat het een veelvuldig door de handen gaan, en gevouwen en ontvouwen worden, een redelijk zeer lange tijd kan weerstaan... maar bovendien moet de fabricatie ervan al heel moeilijk na te bootsen en practisch onmogelijk te evenaren zijn. Daarbij komt, dat de druk, om overeenkomstige redenen, zeer | ||||
[pagina 66]
| ||||
bijzondere eischen stelt, die door de papierhuid volledig en feilloos moet opgevangen kunnen worden. Als expert in enige vervolgingen in zake valse postzegels en bankbiljetten, weten wij uit eigen ervaring voor welke schier onoverkomelijke moeilijkheden vervalsers komen te staan... en hoe bij dit onderdeel - om van de druktechnische reeksen van hinderlagen hier te zwijgen! - de schuldige alreeds dadelijk ‘hing’. Twee der merkwaardigste vervalsingen, die wij ons herinneren, waren bruine zilverbons van één gulden uit de wereldoorlog, die gewone ‘bruine’ foto's bleken te zijn (er bleken er plaatselijk heel wat van in omloop) en een bankbiljet van tien engelse ponden (een aardig bedrag), dat op bedrieglijk echt uitziend en aanvoelend papier in oost-indische inkt getekend was door een oudlithograaf... zonder enig beschikbaar voorbeeld: uit een, 'n betere zaak waardig, phenomenaal geheugen! De man gaf hiervan in zijn cel demonstraties, waarbij gedachten aan een ere-lidmaatschap van de verenigde steendrukkers zich eerder opdrongen dan die betreffende vele jaren gevangenisstraf. De geraffineerdste vervalsing en de domste transactie was wel het burgermans fortuin, dat betaald werd voor één echte (zeldzame) postzegel en enige valse nadrukken daarvan, die de koop ‘aanlokkelijker’ moesten maken. Een en ander heeft ons al doen zien, dat ogenschijnlijk onaanzienlijke en inderdaad kleine stukjes papier een beduidend bedrag kunnen vertegenwoordigen. Zo zijn er nog zeer kostbare | ||||
[pagina 67]
| ||||
boeken en boekjes, brieven en prenten, documenten en handschriften. Maar er is ook papier, dat als zodanig, zeer duur kan zijn. Naast edele papiersoorten, die uit de voortreffelijkste materialen op de zorgzaamste wijze bereid worden en die om redenen van hun bijzondere schoonheid of ook om hun de eeuwen trotserende duurzaamheid nog steeds toepassing vinden, bestaan er natuurlijk ook talloze papiersoorten die aan veel mindere eisen van schoonheid en taaiheid behoeven te voldoen. Krantenpapier is hiervoor een sprekend voorbeeld: dit immers wordt dagelijks in tot voor kort ongekende hoeveelheden verbruikt en ‘leeft’ niet langer dan één dag, vaak zelfs slechts een halve dag. Tussen papier echter, dat in kwaliteit en schoonheid het vorstelijk perkament naar de kroon streeft, en krantenpapier liggen zeer vele variaties van papier, die ieder eigen kwaliteiten, naar de te verrichten functies bezitten en die in zeer uiteenlopende prijsnoteringen mede tot uitdrukking komen. Alvorens enige der meest bekende papiersoorten nader te bekijken is het, na de veelvuldige verwerking ervan reeds aangestipt te hebben, wel zaak hier het algemene begrip ‘papier’ enger te bepalen. Wat is papier eigenlijk? Papier is allereerst een fabrikaat. Wanneer men u wijs gemaakt mocht hebben, dat papyrus - het woord papier werd hier van af geleid - zoals de Egyptenaren dat, gedurende hun lange histori- | ||||
[pagina 68]
| ||||
sche cultuur, veelvuldig gebruikten, de oorsprong van ons modern papier geweest zou zijn, dan heeft men u bij de onwetende neus gehad. Papyrus immers is een natuurlijk product van plantaardige afkomst, zoals b.v. perkament van dierlijke origine is: een blad, dat door drogen, en een huid, die door looien geschikt bleken om beschreven te worden. Papier is een vezelvilt uit losse plantaardige vezels.Ga naar voetnoot1) Dat naast het algemeen bekende ‘viltpapier’ onder ons linoleum als anderszins, alle papier een vezelviltGa naar voetnoot2)) is, zal niet iedereen hebben kunnen weten. Tot de meest simpele omschrijving herleid, geschiedt de fabricatie aldus: de plantaardige vezels worden door malen en/of verhitten verbrijzeld tot pap, die, verdund met water, gelijkmatig uitgestreken wordt en vervolgens vervild en volledig gedroogd wordt tot papier. Het drogen geschiedt door zeven, persen en verdampen of combinaties hiervan, hetgeen hier verder niet ter zake doet. Het is ondoenlijk de gehele fabricatie in bijzonderheden na te gaan: wie op enigerlei wijze zich aangetrokken gevoelt deel te nemen aan of zich zelfs maar op de hoogte wil stellen van het maken van papier, zal een lange leertijd moeten doormaken en dikke boeken grondig bestuderen. | ||||
[pagina 69]
| ||||
Wie echter ooit een papierfabriek zelfs maar zeer ‘in het voorbijgaan’ gezien heeft, zal alvast één kapitaal ding begrepen hebben: de enorme hoeveelheden hout, die er opgestapeld liggen, leveren de indrukwekkende hoeveelheden plantaardige vezels, die voor de fabricatie noodzakelijk zijn. De moderne mechanisatie heeft het fabricatieproces, dat eertijds slechts de nog bij hoge uitzondering bestaande, met de hand geschepte (met een zeefraam uit de kuip met brij inderdaad geschepte) papieren kende, volkomen gewijzigd, waarbij de hedendaagse scheikundige mogelijkheden en middelen evenmin onbenut bleven. De opvoering van de productie en veelzijdigheid van toepassingen hiervan werden hierbij ongekende perspectieven geboden. De mechanisatie van het drukkersbedrijf, die o.a. roterend drukken medebracht en de met de hand gemaakte illustratie merendeels verving door de mechanisch en chemisch verkregen foto en de zo ook daarvan gemaakte, te drukken reproductie, het rastercliché, werd aanpassend op de voet gevolgd door de papierfabricatie, die telkens de onontbeerlijk geworden soort of gedaante papier bood. Zo worden b.v. de grote rollen papier (700 à 800 kilo per rol), die men voor alle dagbladdrukkerijen op sommige uren kan zien afladen, in veelvouden daarvan ineens gefabriceerd en voor de druk gereed gemaakt, waarna deze tot ieder gewenst formaat en hoeveelheid versneden en verdeeld worden. In de persen ontrolt zich een baan papier als een lopende band, totdat | ||||
[pagina 70]
| ||||
een zeer klein deel hiervan, keurig in gelijke stukken gedrukt, gedeeld, verzameld en gevouwen, als ochtend- of avondblad in uw brievenbus ploft. Al is het heel iets anders: ook uw onberispelijke vijftig visitekaartjes zijn evenzoveel stukjes papier, die zo beeldend ivoor-carton genoemd worden, en die in wezen niet heel veel anders gemaakt werden, al geschiedt dit in zeer veel grotere vellen dan het visitekaartje groot is en al komen er voor de fabricatie en voor het bedrukken bescheidener machines in beweging.
Zijn wij door de boven vastgestelde fabricatie al volop in de fabrieken terecht gekomen (men spreekt gemeenlijk van een papierfabriek, maar grote boek- en dagbladdrukkerijen zijn fabrieken geworden, al schroomt de bekleven eerbied voor het ambachtelijke vooralsnog dit woord eraan te hechten!), dan moet het den vaderlander belang inboezemen, welke rol het eigen land bij deze fabricatie vervult en vervuld heeft. De altijd te prijzen voorstander van Nederlands fabrikaat zij meteen gerustgesteld: Nederland neemt zowel in het verleden als in het heden een zéér eervolle plaats in ten opzichte van de ontwikkeling en de productie van de papierfabrikatie. Was het Hollands, met de hand geschept papier niet eeuwen lang wereldvermaard? En is het Oud-Hollands papier (dat met een lelijk germanisme ‘handgeschept’ genoemd wordt èn een... mechanisch product geworden is met listig na- | ||||
[pagina 71]
| ||||
gebootste ‘schep’-randen...) in weerwil van de wrede eisen van de tijd met nòg wereldvermaard gebleven? In talloze, óók buitenlandse, boeken vindt men nog heden vermeld dat een beperkt aantal exemplaren of de gehele oplage gedrukt werden op Van Gelder of Pannekoek, beide beroemde Nederlandse papiersoorten, die vaak bijzondere en zeer fraaie papieren maken voor binnen- en buitenlandse opdrachtgevers, die in heel de wereld speuren naar de schoonste materialen voor hun kostbaarste uitgaven. Nederland is een zeer oud ‘papierland’, dat een eerbiedwekkende traditie levend wist te houden. Met enig begrip van de ontwikkelingen van Noord-West Europa kan men begrijpen, dat Nederland met deze fabrikatie niet vooraan in de rij der volkeren kon staan, maar dat het, éénmaal tot die plaats geklommen, ook hierin een deel van onverwoestbare roem zou leggen. De eerste papiermolens (de molens, een wel zeer Hollands verschijnsel, leverden de drijfkracht) worden documentair aangetoond in 1586 te Alkmaar en Dordrecht. In 1935 bezette Nederland nog de negende plaats in de rangorde der wereldproductie van papier en carton (na de Ver. Staten, Canada, Duitsland, Engeland, Zweden, Rusland, Japan en Finland - dit laatste met gering verschil -), waarbij men al dadelijk de uiterst gunstige onderscheiding kan maken van een klein volk ten opzichte van zeer grote bevolkingen! Hierbij mag niet verwaarloosd worden, dat het papierverbruik - dus de binnenlandse consumptie - in Nederland, per hoofd van | ||||
[pagina 72]
| ||||
de bevolking 28,9 K.G., slechts overtroffen wordt door vier staten: de Ver. Staten, Engeland, Canada en Zweden (resp. in K.G. 70,7, 47,3, 44,6, 33,5 voor 1932). Waaruit direct te besluiten valt, dat, als de goudgetande, kauwgommende Amerikaan meer dan dubbel zoveel papier verslindt als wij, de Nederlander minstens het tienvoudige van den Amerikaan moest aankunnen. Maar niet alle papier is van intelligent druksel voorzien... waaromtrent geen statistische gegevens bestaan maar wèl twijfelloze zekerheden. Waarmede maar alleen gezegd wil zijn, dat de gemaakte en veronderstelde statistiek voor Nederlandse goede smaak kan pleiten. Blijven wij voorlopig nog in eigen land en vermelden wij nog dat pal achter de vermaarde sluizen van IJmuiden de grootste continentale fabriek, één der fabrieken van Van Gelder Zonen, gevestigd is van... courantenpapier. Menige Europeaan, en zelfs bewoners van andere werelddelen, houden met hun lijfblad een stuk Nederlands papier in handen, dat, buiten ons latijns schrift meerdere, voor ons onleesbare schriften kan vertonen. De Kon. Ned. Papierfabriek in het uiterste Zuiden des lands, te Maastricht, is beroemd om het van oudsher voortreffelijke zgn. ‘bijbeldruk’, een zeer dunne maar zich uitstekend voor de druk lenende papiersoort, die er naast vele andere soorten gemaakt wordt. Niet ver van daar in een gehucht nabij Meerssen maken de gebroeders Tielens onze allerbeste schrijfpapieren, die onder talloze merken in de handel en in particulier ge- | ||||
[pagina 73]
| ||||
bruik grote vermaardheid en populariteit genieten. Een geheel ander handelsartikel is strocarton, dat tot de nationale uitvoerproducten gerekend moet worden en dat merendeels uit de Noordelijke provinciën afkomstig is. Engeland b.v. dekte bij ons in 1939 88% van zijn invoer hiervan ter waarde van bijna 10 millioen gulden voor een gewicht van 190 millioen K.G. Waaruit tevens blijkt, dat dit nuttige en veelzijdig gebruikte goed niet zo kostbaar is: geen 5 cent de K.G.... in de grote groothandel! Zo wij al heel wat papier èn in soorten exporteren kunnen (N.O.I. maakt sedert kort zelf enig papier, hetgeen hier zelfs geïmporteerd werd), zo importeren wij daarentegen weer om bepaalde redenen papier uit Finland, Zweden, Noorwegen, Duitsland (o.a. kunstdruk-papieren voor beter illustratiewerk en ‘Woche’-papier - zo genoemd naar 't bekende weekblad - voor goedkope geïllustreerde bladen!), Frankrijk (het land der bibliophielen èn der drukpapieren, die deze fijnproevers behagen kunnen), de Ver. Staten en uit Japan en China die zeer uitzonderlijke papieren, die wonderschoon kunnen zijn en daarom dan ook voor de allerkostbaarste boeken en prentdrukken gebruikt worden.
Met deze uitheemse papieren zijn wij ten leste zeer ver van huis geraakt. En dan dringt zich vanzelf de gedachte op: vanwaar hebben wij Europeanen het papier leren kennen? Het papier is, als zovele dingen, zó oud, dat niet meer nauw- | ||||
[pagina 74]
| ||||
keurig bekend is, noch ooit zal zijn na te gaan, waar de fabrikatie ervan oorspronkelijk gevonden is. Het is ongetwijfeld een uitvinding (en géén ontdekking, al is de schijn hiertegen), die merkwaardiger wijze treffende raakpunten vertoont met de uitvinding van de boekdrukkunst. Men herinnere zich de scherpe definitie: ‘Papier is een vezelvilt uit losse plantaardige vezels.’ Met enige, on-poëtische vrijheid kan men de drukkunst definiëren: ‘Boekdruk is een schriftvilt uit losse metalen letters.’ Iedere vergelijking is scheef. Ook deze. Maar de (scheve) overeenkomst kan aanleiding zijn tot mijmeringen, die elders als in dit verband nader beschouwd worden. Het oudst bekende papier - zó geraffineerd, dat het een einde en géén begin kan zijn - dateert uit China vóór onze jaartelling. Wij beleven dus, ten minste, het twee duizend jarig bestaan van papier. Kan hierin een verklaring liggen van het feit, dat de rechtschapen mens een ingeboren eerbied heeft voor papier? Het is een analoog feit, dat een gewoonte-papiermorser geen helemaal goed mens is en dat - om een kras voorbeeld te noemen - de ongeletterdste bedelaar met schroom en geboeidheid een gevonden vodje beschreven papier of een oude krant glad strijkt en met ogen en handen koestert. De meest voor de hand liggende verklaring voor dit menselijk aangetrokken zijn door papier is wel de ingeschapen eerbied voor hetgeen van geestelijke of stoffelijke waarde kan zijn. Naast deze prijzenswaardige voorzichtigheid | ||||
[pagina 75]
| ||||
voegt zich een even menselijke nieuwsgierigheid. Ieder stukje papier kan immers een betekenisvolle of minstens een belangwekkende mededeling bevatten, al is het papier zelf nog geen drager van een stoffelijke waarde, hetgeen ook alweer in vele gedaanten wel 't geval kan zijn. Enkele gelukskinderen danken een som gelds of enig waardevol bezit aan de gunsten van het lot en één lot, anderen lootten zich vrij van militaire dienst... enkel door in het bezit te geraken van een heel klein stukje papier. Geldswaardige papieren zijn voorts: bankpapier, effecten, polissen, wissels, chèques, accepten, cedullen, sommige acten, bewijzen, kwijtingen, spaarbankbewijzen enz. enz. enz. Het nieuws uit engere kring bereikt ons vaak per brief, het nieuws, dat van algemeen belang geacht wordt, verschaft ons het dag-, week- en maandblad. De notulen, de annalen, de uitgaven, de verslagen, de jaar- en gedenkboeken, de almanakken bevatten of herinneren aan hetgeen voor langere tijd van enig belang kan zijn. Dan zijn er de letterkunde en de wetenschap, die onsterflijke werken ‘te boek stellen’, dat is dus aan het tere, maar traag stervende en telkens weer opnieuw verrijzende papier toevertrouwen. Ook het Boek der Boeken en de ontelbare boeken die het deed geschreven worden - waaronder de schoonste en de meest wijze, die door mensen voortgebracht werden - komen ons in papieren vorm onder de ogen. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat het woord papier in onze taal in zeer veel vormen, letterlijk | ||||
[pagina 76]
| ||||
en figuurlijk gebruikt, voorkomt: dat loopt in de papieren, het papier is geduldig, een papieren neus, goede papieren overleggen, papieren die niet in orde zijn, in slechte papieren (moeilijkheden) zitten, woord of gedachte op papier zetten, papieren dalen of stijgen aan de beurs, terwijl de handelstermen kort en lang papier (betaalbaar in korte of lange termijnen), papier aan toonder en b.v. driemaands papier nog algemeen zijn. Het woord blad komt zelfs voor in het pleonasme ‘blad papier’ (vel), maar ook in de betekenis van bladzijde (enkel - één zijde van één vel - maar ook dubbel, de twee zijden op één vel), naast dag-, weeken maandblad, enz. waarbij het onderscheid met tijdschrift een zekere grens stelt. Het woord zelf is oorspronkelijk van koptische afkomst en daarna overgegaan in het grieks en latijns (papyrus) en was de benaming van een plant, waarvan stengel en blad zich leenden tot dezelfde doeleinden als waarvoor wij papier in eerste instantie gebruiken: nl. om op te schrijven. Het papier, zoals wij dit thans kennen, is echter vanuit China vermoedelijk eerst bekend geworden, door krijgsgevangenen of op vreedzamer wijze, door de Arabieren, die de vervaardiging ervan in Voor-Azië en Noord-Afrika verspreidden. Rond de oude wereldzee, de Middellandse Zee, met een intens verkeer tussen alle aangrenzende landen en beschavingen, begon de verovering der toen bekende wereld. Langs meerdere wegen kan het papier tot europees bezit geworden zijn: de Moren hebben het stellig naar Spanje gebracht, vanwaar het naar Noord-West Europa een snelle | ||||
[pagina 77]
| ||||
verbreiding zal vinden, maar ook van elders kan het misschien al eerder, mogelijk gelijktijdig, van Italië en Z.O. Frankrijk naar Duitschland enz. zijn weg gevonden hebben. Een tocht, waarop nimmer een weg-terug zou volgen... Want papier was het overal uiterst doeltreffende en dus welkome middel, dat kostbaarder (perkament b.v.) of onhandelbaarder materiaal (hout, weke of gebakken klei, lood, was enz.) glansrijk kon vervangen en bovendien in zich nieuwe mogelijkheden voor allerlei doel medebracht. Het oudste papier, in ons land uit lompen vervaardigd, meent men omstreeks 1280 reeds te kunnen aantonen. Naar historisch gestaafd kan worden zijn de cijfers niet zo mooi. Papiermolens vinden wij voor het eerst in volle bedrijf in Dordrecht en Alkmaar in... 1586 (Z.-Frankrijk 1100, Spanje ± 1150, Italië 1260, Duitsland 1390, Zwitserland en België ± 1410, Zweden 1532, Denemarken 1540 enz.). Men besluite hier niet uit, dat de papierfabrikatie met een angstige boog tot zelfs in 't hoge Noorden getrokken zou zijn en de lage landen in de letterlijke zin links had laten liggen. In de ruim vier eeuwen vóór 1586 is hier twijfelloos papier gemaakt, al zullen b.v. het gemakkelijk invoeren tegen ruilproducten de vestiging van bedrijven niet verhaast hebben of mogelijk ook ontbreken slechts de nodige archiefstukken tot staving van een vroegere (zelfs een véél vroegere) bedrijvigheid. Vóór de uitvinding van de boekdrukkunst is hier te lande heel wat op papier geschreven | ||||
[pagina 78]
| ||||
en sedert die uitvinding en vóór 1586 was het hier al een broeihaard van boekdrukkerijen, die een fraaie hoeveelheid incunabelen (vóór 1500) en talloze voortreffelijke post-incunabelen (1500-1520) als nationaal monument van wereld-historische waarde nalieten! Zouden de Zuid-Nederlandse zin en vaardigheid in het schone handwerk en de Noord-Nederlandse lust tot zuinigheid en zelfstandigheid dan nergens met enig overleg en goede uitkomst de landen in de papierkuip gestoken hebben? Ditzelfde volk, dat in het Noorden tegen het einde van de 17de eeuw ‘de hollander’ uitvond, een naam, die tot op heden stand gehouden heeft en waarmede een werktuig van metaal wordt aangeduid, dat de houten hamerbak verving, die de vezelbrij tot de allerfijnste verdeling stampte? Oorspronkelijk werd papier uit lompen van zuiver linnen gemaakt (hetgeen tot heden, maar dan in zeer geringe mate nog gebeurt!), waarvan de vezel zich bij uitstek leende voor een innige vervilting en die een onverbeterlijk product leverenGa naar voetnoot1). Zolang nog zeilschepen de wereldzeeën bevoeren hadden óók Nederlandse papierfabri- | ||||
[pagina 79]
| ||||
kanten nog agenten in alle grote zeehavens, die de zozeer begeerde oude zeilen - van 't zuiverste linnen vervaardigd! - opkochten ter voeding van de papiermolens. Maar lang reeds vóór het zeil door een schoorsteen en wat deze roken doet, geruild werd, had men andere wegen gezocht om de steeds toenemende behoefte aan meer en goedkoper papier te dekken. Andere grondstoffen dan de niet onbeperkt verkrijgbare lompen werden beproefd en dienstig bevonden: stro, esparto-gras, turf en... zaagsel, dat (rond 1770) de directe voorganger is van houtslijp, dat de moderne massaproductie, zoals wij reeds eerder aangaven, mogelijk heeft gemaakt. De vrees wordt wel eens geuit, dat de courant met medeplichtigen het (dennen)bos zullen uitroeien. Dit kan zeer plaatselijk het geval zijn, met alle ellenden van dien, maar de wereldvoorraad aan geschikt hout (afgezien van nieuw te ontdekken materialen en procédé's) is voorshands onmogelijk uit te putten, zelfs niet op enigermate bedenkelijke wijze aan te tasten. In dit opzicht kan de wereld met een schoon geweten rustig boek en blad blijven lezen en op nog vele manieren papier in de dagelijkse behoeften blijven betrekken. Heeft de stoommachine het zeil vervangen, zij deed ook de papiermolen (inderdaad door wind gedreven molens) op andere wijze en sneller draaien en groter hoeveelheden stof verwerken. Chemisch werd daarnaast ingegrepen (reeds in 1794 vond Leblanc een soda en chloor-procédé voor het bleken van lompen), zodat fabrikanten, zowel als grote handelaren over volledige labora- | ||||
[pagina 80]
| ||||
toria beschikken, die de fabrikatie en het product nauwkeurig leiden en nagaan. De moderne mechanisatie bracht machtige middelen mede, die omvang, snelheid en kwaliteit tot enorme hoogten opvoerden. De schepkuip is uitgegroeid tot reusachtige reservoirs, die machines voeden van tientallen meters lengte (deze worden nog steeds langer...). Een papierfabriek is doorgaans een groot gebouwencomplex, dat met het houtpark niet zelden meerdere hectaren beslaat... En dit alles dient voor 't simpele velletje of bundeltje papier dat wij zo vaak niet missen kunnen of, zoals mijn vriend beweerde voor één van de machtigste, moderne postkantoren van Nederland: ‘Wàt een gebouw voor zo'n hèèl klein postzegeltje!’
Wij hebben grepen uit het verleden geweven door al wat nog heden is, omdat papier, méér dan andere materialen (perkament en leer dan uitgezonderd) die in de boekdrukkunst een werkzaam aandeel hebben, een ontijdelijk aanzien en karakter heeft, dat, al wijzigen zich zekere omstandigheden, wezenlijk onveranderlijk blijft. Voor iemand, die jarenlang met dit heerlijke materiaal heeft omgegaanGa naar voetnoot1) als wederzijdse zèèr goede vrienden, zou het een verfijnd genoegen zijn bladzijde na bladzijde te vullen met de omschrijvingen van alle goede en kwade eigenschappen van dit van nature kuise materiaal. Er zit een volledige roman in, die wel eens ergens ge- | ||||
[pagina 81]
| ||||
schreven zal zijn, maar die wij niet zouden willen lezen om geen illusies te verstoren. De eerste en onontkoombare behoefte voor een boek, of enig ander drukwerk, is het papier. Op goede gronden kan de letter om de voorrang mededingen! Men heeft papier reeds vaak pogen te vervangen, maar vooralsnog zijn drukwerken, vervaardigd op een of ander metaal of geweven stoffen aan bijzondere technieken gebonden, die buiten de boekdrukkunst zich ontwikkeld hebben en om bepaalde redenen een eigen weg volgden (b.v. katoendruk, capsules enz.). In onze prille jeugd hebben wij zelfs een druk-auto ‘uitgevonden’, die vrijwel zo eenvoudig als het bekende stempelkussen, de geasfalteerde wegen zou kunnen ‘bedrukken’ met nieuwsberichten, zo dachten wij vóór er een radio bestond en, in een pril koopmanschap, met reclames. Tot ons genoegen hoorden wij dezer dagen, dat een politieke partij of beweging voor een beduidend bedrag iets dergelijks had aangekocht (niet van ons!) maar... door geprezen wetten het kleuren van straat- en wegdek aan regen, modder, sneeuw en spaarzame, geoorloofde letters en tekens moest overlaten. Boeken en bladen, gedrukt op ander materiaal dan papier - een enkele maal ook op perkament - zijn thans nog fabels of rariteiten, die de charme van het zuivere huwelijk tussen letterafdruk en papier missen. Papier heeft bijzondere afmetingen: het is voor het oog practisch twee-dimensionaal, maar voor het gevoel zeer beslist drie-dimensionaal. | ||||
[pagina 82]
| ||||
Papier heeft zeer bepaalde, rechthoekige afmetingen: deze kunnen wonder-mooi zowel als afschuwelijk lelijk zijn. Papier heeft een kleur, die van zwanen-wit en het teerste eier-schalen-crême tot git-zwart varieren kan met alle kleuren van de regenboog als iedere andere, denkbare kleur tussen deze uitersten gelegen. Papier heeft een samenstelling, die van de zuiverste linnenlompen tot de ordinairste verhouding van houtslijp en celstof (cellulose) gevariëerd kan zijn. Papier heeft een huid (ondeskundigen noemen dat ‘oppervlakte’), die aan beide zijden verschillen kan of dezelfde kan zijn van een zachtheid zoals slechts een mensenhuid kan bezitten tot de ruwheid van het grofste schuurpapier toe. Papier heeft ook nog randen, zo scherp van snede en aanzien als veiligheidsscheermesjes, maar soms ook zo fascinerend schoon als de speelse en uiterste vloeilijn van uitspoelend zeewater over nat strand, deze ‘scheprand’ van zee en oceaan. Papier heeft in de regel een doorzichtigheid, die vele goede en slechte eigenschappen mede verraden kan en zo boeiend als banaal het oog kan treffen. Papier heeft, dit hemels en duivels goed, de gave of het gebrek van geluid te kunnen geven. Ieder soort valt aan het uit een vel te wekken geluid vrij nauwkeurig te herkennen... Dikke pakken klappen, omgeslagen, dicht, en kletsen, gladgeslagen, weer plat. Papier heeft ook nog een smaak... maar dit is | ||||
[pagina 83]
| ||||
alleen van belang voor fijnproevers, die dit vertoog niet meer van node hebben. Laten wij liever het doorzicht even nog nader beschouwen. Men onderscheidt dan al dadelijk twee zeer onderscheiden soorten: velin (effen) en vergé (‘met streepjes’) genaamd. Beide zijn schier oneindig te variëren, hoewel het vergé-papier een vrijwel stabiele vorm der vergure vertoont, die het papier een innerlijke en ook zichtbare levendigheid geeft. Men hoede zich echter voor al te oppervlakkige, machinale toevoegingen zoals linnengeperst, leer-geperst enz., die ons op de meest brutale wijze herinneren, dat wij een armetierige tijd vol van allerlei nabootsing moeten beleven. Van oude adel is echter het watermerk, niet zoals de meest bekende levende afstammeling zich zo listig als kunstig in het bankbiljet vertoont, maar zoals dit nog in oude en moderne vorm in menig papier voorkomt. Het wordt merendeels van koper vervaardigd - soms in houtsnede - en vertoont alle eigenaardigheden die deze techniek eigen zijn: het zuiverst en het sterkst natuurlijk waar het handwerk nog de enigste uitvoerende macht was. Het watermerk, dat zeer zeker als versiering bedoeld bleef, heeft al dadelijk in de oudste vormen een nuttige taak mede vervuld. Allereerst gaf de voorstelling ervan een bepaald formaat aan, waarvan sommige benamingen tot op heden standhielden: Imperiaal, Royaal, Dubbel kroon (een keizers- of koningskroon), lelie of ander attribuut, Bijenkorf, Colombier (duif), Olifants, Adelaar enz. zijn sprekende namen, evenals de bekende | ||||
[pagina 84]
| ||||
franse formaten, Jésus (een Christus-monogram of een lam), Raisin (druiventros). Gaf het merk het formaat aan, ook omgekeerd kan het merk de benaming voor een formaat geworden zijn.Ga naar voetnoot1) Een aardige verzameling merken vindt men om de hier gereproduceerde diepzinnige geestigheid (het geheel is weer watermerk), dat in vertaling luidt: Lompen maken papier Waarmede 's wereld kringloop ook hier als gesloten aangetoond werd. Het watermerk verricht voorts een nuttige functie als het de naam van den fabrikant of een bekende soort aangeeft. Bij historisch onderzoek kan het velerlei vertellen over het land of de plaats van herkomst, de tijd waarin het papier ontstond enz. Zo zien wij de Nederlandse Maagd, de Nederlandse leeuw, alleen of samen, al of niet besloten in de vaderlandse ‘tuin’, de vrijheidsboom uit de periode van de Franse Revolutie, ‘portretten’ - voor onze smaak vaak naïeve caricaturen! - van vorsten en stadhouders, rijksen stadswapens, jaartallen en wat niet al. Bij de vaderlandslievende voorstellingen zijn niet zel- | ||||
[pagina 85]
| ||||
Een oud watermerk met een krans van bekende watermerken.
den de woorden ‘Pro Patria’ toegevoegd., die ook heden nog een veelvuldig voorkomend formaat (ook ‘schrijf’, meest in de vorm van ‘dubbelschrijf’ genoemd) aanduiden. In menig papier komt nog heden een watermerk voor: in vrijwel alle bankpapier - als zeer moeilijk na te bootsen deel van het biljet - in fraaie papiersoorten, waarbij fabrikant, drukker of uitgever waarde hechten hun naam of algemeen bekend merk te hechten, in beter schrijfpapier, dat vaak mede door zijn vertrouwd geworden watermerk de voorkeur der verbruikers geniet. | ||||
[pagina 86]
| ||||
Wanneer wij met onze vijf zinnen reeds te gast waren bij het papier, dan resten er nog geneuchten, die geenszins te versmaden zijn. Papier kan in de regel gevouwen worden. Men kant dit uit vele ervaringen en mogelijkheden, maar wij kennen het openmaken van de verpakte riemen (= meest 500 vellen) en de jonge oplegster (meisje, dat de vellen in de pers aanlegt), die de plano vellen in hoeveelheden naar haar krachten gekozen, met een dubbele parallel-vouw ongekreukt en onkreukbaar dichtslaat en de aldus ongerepte last met de steeds bewegende lichtglanzen over de matte of gladde oppervlakte zó op de heup tilt en er mede heengaat naar magazijn of drukkerij. Wij hebben er gezien die, gespannen en bezonnen om de last, heenschreden in een statigheid, die slechts aan de schoonste Tanagrabeeldjes deed denken. Papier kan men snijden (ook knippen, al is dit gemeenlijk zuiver uit overwegingen van nuttigheid... hoewel er weer zeer schone ‘Scheerenschnitte’ gemaakt zijn!). Ieder boekenliefhebber kent het opensnijden van een boek (men moest zich eigenlijk nooit dit genot der genietingen behoeven te ontzeggen) en hij kan daarbij met enig gehoor en opmerkzaamheid de zeer duidelijke verschillen in snede, geluid en weerstand onderscheiden. Alleen slecht papier zal u dan lastig vallen met pluizen, maar daartegen kan de snijmachine u weer beveiligen, die overigens veelal een wreedaard ten opzichte van papier genoemd moet worden. De gladde, machinale snede is koud en | ||||
[pagina 87]
| ||||
Een 16de eeuws watermerk.
karakterloos als het vlijmscherpe mes, dat meedogenloos door dikke, geperste stapels suizend, knerpend en piepend heenvliegt. De voornaamste factoren die de liefhebber in het oog zal houden, zijn allereerst de duurzaamheid | ||||
[pagina 88]
| ||||
van het papier, waarop teksten, prenten of geschriften bewaard moeten blijven, ongeschonden van roest-vlekken als anderszins en dan de kleur van het papier, die bij de lectuur, het bekijken of het beschrijven zo een aangename als storende invloed kan hebben. Alleen al reeds om het papier moet men zijn boeken en prenten niet mishandelen. Papier is zeer gevoelig voor vocht: men behoede het voor aanvallen van deze sluipmoordenaar! Want niet alleen wordt de levensduur ervan ernstig aangetast, maar een directer gevolg is mede, dat het in ongunstige zin van kleur verandert of lelijke vlekken gaat vertoonen. Ook kan de geur, die het dan doordringend verspreidt, zeer onaangenaam worden. Want papier is ook zeer gevoelig voor sterke geuren en daarin zeer vasthoudend.
Er resten ons nog enige technische bijzonderheden omtrent papier. Zodra een vel één slag gevouwen is, vertoont het vier bladzijden, waarvan het tweetal aan de binnenkant van de vouw een folio genoemd wordt. Onder het foliëren (b.v. van een register) verstaat men dan ook dat twee tegenover elkaar liggende bladzijden het zelfde nummer dragen, terwijl pagineren aanduidt dat iedere bladzijde een eigen nummer ontvangt, hetgeen gebruikelijk is b.v. in alle lees- en studieboeken. Bij het foliëren dragen de linker- en rechterbladzijde dus beide een en hetzelfde even of oneven nummer, maar bij pagineren is het onvermijdelijk | ||||
[pagina 89]
| ||||
dat de linkerbladzijde steeds even en de rechterbladzijde even steevast oneven is. Een vel papier vertoont bij vouwen een regelmatig en snel klimmende reeks:
Verondersteld werd hier het regelmatig vouwen: telkens de langste zijde in tweeën. Een vel van 16 bladzijden wordt kortweg vel genoemd. Een boekwerk van 10 vel heeft dus 160 bladzijden. Men kan hieruit ook begrijpen, dat een drukwerk van enige omvang steeds een achtvoud of minstens een viervoud aan bladzijden moet tellen. Men kan een circulaire doen vervaardigen die 3 bladzijden tekst beslaat, maar dan moet men de vierde blanco er bij nemen en... betalen. Aan een eenvoudig stukje papier kan men de onaangename eigenschap ontdekken, dat een vel papier maar tot een bepaald aantal slagen gevouwen kan worden zonder dat het ontsierende plooien optreedt. Tegen dit euvel heeft men afweermethoden bedacht o.a. het parallelvouwen, waarbij de slagen elkaar niet kruisen, maar evenwijdig aan elkaar aangebracht worden. Met snijden verkrijgt men aldus weer losse caternen (een catern van 16 bladzijden is weer het standaardvel, waarnaar o.a. de omvang van boeken gemeten wordt).
De voornaamste papierformaten zijn: Post 44 × 56, Groot post 46 × 59, Dubbel schrijf 44 × 69, Dubbel bijkorf 47 × 75, Dubbel klein | ||||
[pagina 90]
| ||||
Papierformaten volgens het papierbesluit 9.3.1922.
mediaan 55 × 80, Groot mediaan 47 × 62, Royaal 50 × 65, Super royaal 50 × 70, Imperial 56 × 75, Colombier 62 × 85, Brifkaart carton 43 × 61 en 47 × 57, Adelaar 75 × 100, alles in cm aangegeven. Al deze formaten zijn in de loop der eeuwen ontstaan uit overwegingen van utiliteit of om de | ||||
[pagina 91]
| ||||
Eenheidsformaten.
fraaie verhoudingen van lengte en breedte of een gelukkig samengaan van beide behoeften. Er is geen eerbiedwaardige traditie gegroeid en levend gebleven uit menselijke genegenheid voor het schone en goede of moderne vervlakking sloeg er de schennende hand aan: zo heeft men | ||||
[pagina 92]
| ||||
ook voor de papierformaten eenheidsformaten... berekend, waarvan de wiskundige reeks in de reproductie vertoond wordt en nuchter voor zichzelf spreekt. Het is natuurlijk allereerst een belang voor den fabrikant, deze eenheidsformaten, die evidente voordelen en besparingen bieden bij de aanmaak van papier. Uitgevers en drukkers laten echter papier aanmaken, wanneer de benodigde hoeveelheid b.v. boven de 1000 kg ligt, op het door hen gewenste formaat, zodat ‘normalisatie’ maar een betrekkelijke (en voorlopig theoretische) papierbezuiniging geeft. Voor ons echter blijve de verbruiker koning, die het gewenste formaat kieze met een gevoelig oog en niet aan de hand van de logarithmentafel... ook al vallen er, omderwille van het schone en edele, snippers! |
|